De som van duurzame innovaties is tot nu toe onvoldoende om de belangrijkste milieuvraagstukken uit de wereld te helpen. Dát is de stelling van de organisatoren van de Nationale Milieudag, met als thema ‘Echt innoveren’. Dit gebeurt onder het motto ‘wie is er bang voor het grotere plaatje?’. Aan de hand van zes vragen zullen experts in de aanloop naar de milieudag aangeven wat er volgens hen moet gebeuren om innovatie versneld in de goede richting te sturen.
Vraag 1: Wat is innoveren?
Bij innovatie denken we vaak aan nieuwe of verbeterde producten, materialen en productiemethoden. Als ze fundamenteel van aard zijn, worden het systeeminnovaties genoemd. Steeds meer dringt het besef door dat ook sociale innovaties grote impact hebben en noodzakelijk zijn om grootschalige technologische innovaties geimplementeerd te krijgen. Een typische innovatieketen loopt van onderzoek, via technologieontwikkelingen productontwikkeling naar productie en marketing. Innovaties worden pas echt relevant als ze op grote schaal worden toegepast. Dit gaat via ‘diffusie’ verspreiding, waarbij soms grote investeringen nodig zijn in productiefaciliteiten en infrastructuur. Bij ‘duurzame’ innovaties speelt ook nog een normatieve component, namelijk het duurzamer maken van de maatschappij. Zo definieert de Dutch Sustainable Growth Coalition duurzame innovatie als innovatie die sociale, ecologische en economische waarde creeert. Ook de Groene Zaak streeft naar een positieve maatschappelijke impact en ontwikkelt daarom innovatieve businessmodellen.
Vraag 2: Hoe is de verhouding met maatschappelijke verandering?
Technologische ontwikkeling wordt vaak als een autonome kracht gezien (de tovenaarsleerling), maar vindt altijd plaats binnen een relevante culturele, politieke en economische context. Zo worden de Verlichting en het calvinisme wel gezien als de verklarende factoren voor de industriele revolutie. Op haar beurt beinvloedt technologie de instituties, neem de manier waarop internet het functioneren van markten, staten, steden, bedrijven en mensen ingrijpend verandert. Maar wat is nu precies de verhouding tussen technologische ontwikkeling en de maatschappelijke context? En moeten we ons niet veel meer richten op sociale innovatie en op systeeminnovatie?
Vraag 3: Wat drijft innovatie?
In het neoliberale marktdenken wordt innovatie vooral gezien als een zaak van uitvinders en ondernemers. Patenten beschermen hun rechten en verzekeren hen in geval van succes van een financiele beloning. De overheid hoeft dan niet meer te doen dan zorgen dat deze markt goed werkt. Een prominente bestrijdster van deze visie is Mariana Mazzucato. Zij laat zien dat grote technologische doorbraken van de laatste decennia voornamelijk door de overheid tot stand zijn gebracht. Marco Hekkert gebruikt in dit verband het beeld van een ‘Innovatiemotor’. In zijn ogen is innovatie een resultante van kennisontwikkeling en –uitwisseling, ondernemerschap, stabiele langetermijndoelen van de overheid, marktvorming, mobiliseren van middelen en aandacht voor belangengroepen. Regelgeving speelt eveneens een rol en kan zowel innovatie belemmeren als uitlokken. De vraag wordt dan hoe we er voor kunnen zorgen dat de door Hekkert geintroduceerde motor zo gaat werken dat innovaties substantieel bijdragen aan een duurzame samenleving.
Vraag 4: Welk effect hebben innovaties op het milieu?
Alle grote innovatiegolven hebben tot dusver vergaande effecten op het milieu gehad. Dat begon al met de landbouw, waardoor de Bijbelse vallei van melk en honing veranderde in de zandbak van Irak. Later volgden de scheepsbouw (ontbossing), de mijnbouw, de ontwikkeling van steden, de ontvening en watermolens. De verschillende golven van de industriele revolutie spanden vervolgens de kroon met lucht-, bodem en waterverontreiniging, nieuwe chemische risico’s en klimaatverandering. Anderzijds zijn er veel positieve effecten van innovatie te zien: de productie van goederen wordt efficienter en schoner, we kunnen afvalwater zuiveren en zo zijn er nog veel meer verworvenheden te noemen. Futuroloog Wim de Ridder ziet de toekomst zonnig in, omdat innovatie door ICT steeds sneller gaat. In zijn ogen benutten we deze dynamiek onvoldoende: “Er is verzet tegen vernieuwing, met name in de politiek.”
Vraag 5: Is innovatie te sturen?
Bedrijven zijn bewust bezig om innovatie te bevorderen, omdat ze verwachten daarmee nieuwe producten op de markt te kunnen brengen of kosten te besparen. Ze werken daarbij niet alleen op grote schaal samen met kennisinstituten, maar ook met elkaar en in open source; bij dit laatste wordt iedereen uitgedaagd om bij te dragen aan de innovatie. Ook landen proberen met hun onderwijs-, wetenschappen subsidiebeleid innovatie te bevorderen. Samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheid wordt wel de Gouden driehoek genoemd. De vraag is welk effect dit beleid heeft en door welke ingrepen het effect kan worden vergroot. De WRR pleit voor een ‘lerende economie’, waarin niet alleen aandacht is voor de kennisproductie, maar vooral voor de circulatie en toepassing van kennis. In de EU en sinds kort ook in Nederland richt het kennis en innovatiebeleid zich ook in toenemende mate op maatschappelijke uitdagingen zoals milieu, veiligheid, gezondheid, voedsel en energie. De vraag is of daar veel van mag worden verwacht. Grote technologische doorbraken en de daarop volgende economische groeigolven zijn vaak het gevolg van doorbraken in de wetenschap, denk aan de uitvinding van de halfgeleider die de miniaturisering van de computer heeft mogelijk gemaakt. Is een dergelijke wetenschappelijke innovatie in een voor het milieu gunstige ontwikkeling te sturen? Het PBL stelt in dit kader voor om expliciet in te zetten op een groen investeringsbeleid.
Vraag 6: Zal ‘echte innovatie’ de wereld duurzamer maken?
Sommigen menen dat de kracht van innovatie gericht op duurzaamheid nog lang niet genoeg wordt benut, zoals Wim de Ridder, Marjan Minnesma en Jan Rotmans. In hun ogen kunnen we de transitie veel sneller door maken. Carlota Perez acht een groene Gouden Eeuw mogelijk. Anderen waarschuwen dat we niet moeten vluchten in een ‘technological fix’, die misschien ook nog gevaarlijk is door onbedoelde neveneffecten. Of onhaalbaar omdat de beloften niet waargemaakt kunnen worden, doordat het technologisch niet haalbaar dan wel te complex is of de weerstand in de maatschappij te groot (transitiepijn). Het is de vraag hoe de kansen die innovatie biedt zo goed en snel mogelijk kunnen worden benut, met oog voor de risico’s en de weerstanden. Op welke innovaties moeten we inzetten en hoe? En hoe kunnen we het innovatiesysteem als geheel zo laten functioneren dat het duurzaamheid bevordert?
Onno van Sandick,
projectteamlid Nationale Milieudag 2015
Dit artikel is verschenen in Tijdschrift Milieu 2-2015, www.vvm.info
Oproep
De Nationale Milieudag 2015 vindt plaats op 11 juni 2015 in Utrecht (zie VVM Kort). Wilt u eerder al met het debat beginnen? Dat kan. In de aanloop naar 11 juni publiceert de VVM reacties op de zes vragen op haar website en in haar nieuwsbrief en in Milieu. Mail uw reactie naar: [email protected]