De Nationale Energieverkenning laat zien dat de doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing, zoals deze in het Energieakkoord zijn overeengekomen, niet worden gehaald. Dat is een belangrijke conclusie van vier belangrijke onderzoeksinstellingen.
ECN, PBL, CBS en RVO stelden gezamenlijk de Nationale Energieverkenning op. De belangrijkste conclusie daaruit lekte voor het weekend al uit, en groene politiek en ngo’s spraken zich al uit over deze onacceptabele uitkomst. Minister Henk Kamp legt ondertussen de kritiek naast zich neer en weigert te erkennen dat de doelen niet worden gehaald. Hij wil wachten op een evaluatie van het energieakkoord in 2016.
De opstellers van de Nationale Energieverkenning melden dat dankzij energiebesparing en de toenemende opwekking van hernieuwbare energie de uitstoot van broeikasgassen in Nederland de komende jaren blijft dalen. Mede hierdoor kan worden voldaan aan de Europese klimaatdoelstelling voor 2020. Het aandeel hernieuwbare energie in 2020 wordt geraamd op 12 procent, in 2023 op 15 procent. De investeringen die hierbij horen, zorgen voor een toename van het aantal energiegerelateerde banen. De vraag naar aardgas daalt, maar desondanks zal Nederland vanaf 2025 veel meer aardgas moeten importeren door uitputting van de Nederlandse gasvoorraad. Door energiebesparing en opwekking van eigen zonnestroom is in 2020 de energierekening van de consument gemiddeld 60 euro lager dan in 2014, ondanks hogere energieprijzen. De doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing worden nog niet gehaald. Er vindt wel een werkgelegenheidsverschuiving plaats van fossiel naar hernieuwbaar en besparing.
In de NEV schetsen de onderzoekers de stand van zaken in de Nederlandse energiehuishouding en de verwachte ontwikkeling tot 2030. Daarbij zijn ze uitgegaan van het vastgestelde en voorgenomen overheidsbeleid en andere maatregelen en afspraken, zoals die uit het Nationaal Energieakkoord (voor zover deze al concreet zijn uitgewerkt). “Onze conclusie is dat de Nederlandse energiehuishouding flink in beweging is. De transitie wordt langzaam aan zichtbaar”, stellen projectcoördinatoren Michiel Hekkenberg van ECN en Martijn Verdonk van PBL.. “Er zijn echter nog grote onzekerheden. Sommige doelen worden waarschijnlijk wel gehaald en andere niet. De positie van Nederland aardgasland wankelt en hernieuwbare energie vervangt steeds meer de fossiele brandstoffen. Je ziet die beweging ook terugkomen in de werkgelegenheidscijfers.”
Het energieverbruik in Nederland was vorig jaar 5 procent lager dan in 2004. De verwachting is dat dit tot 2020 nog eens met 1 procent daalt, vooral door betere isolatie van gebouwen en het gebruik van energiezuinige apparaten en voertuigen. Als voorgenomen maatregelen worden meegeteld, loopt de daling op tot 2,5 procent. Na 2020 neemt het energieverbruik weer toe, met name door de industriële groei. Het doel uit het Energieakkoord om in 2020 100 petajoule energie extra te besparen, is met de nu vastgestelde acties nog niet binnen bereik.
Door de uitputting van de gasvoorraden zal Nederland tussen 2025 en 2030 veranderen van een netto gasexporterend- in een netto gasimporterend land. De vraag naar aardgas ligt in de toekomst een stuk lager dan in het verleden. Dit komt door energiebesparing en doordat in de
elektriciteitsproductie wordt overgeschakeld op het goedkopere steenkool. De gasproductie daalt echter nog sneller. Ondanks de dalende vraag naar olieproducten in het verkeer en vervoer blijft de totale vraag naar olie constant, vooral door toenemend industrieel gebruik van olie. Hierdoor kan olie aardgas vervangen als grootste energiedrager. De groeiende productie van elektriciteit uit kolencentrales is waarschijnlijk van beperkte duur. Dat komt omdat binnen enkele jaren een aantal oudere kolencentrales wordt gesloten en vanaf ongeveer 2020 het aandeel van wind- en zonne-energie sterk toeneemt.
Het aandeel hernieuwbare energie in het energieverbruik is het afgelopen decennium gestegen van 1,4 naar 4,5 procent en zal vanaf 2017 fors groeien, verwachten de onderzoekers. Hoewel er veel onzekerheden kleven aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie zal het aandeel in 2020 zijn opgelopen naar ruim 12 procent. Dat is minder dan de 14 procent die in Europees verband is afgesproken. In 2023 wordt een aandeel van ongeveer 15 procent verwacht. Als alles meezit kan in 2023 het doel uit het Energieakkoord van 16 procent hernieuwbare energie worden gehaald. “Maar,” waarschuwen de onderzoekers, “er is een even grote kans dat het aandeel in 2023 op 13 procent blijft steken.” De elektriciteitsproductie bestaat dan al voor meer dan eenderde uit hernieuwbare elektriciteit. In 2030 kan al de helft van alle elektriciteit worden opgewekt uit zon, wind en biomassa.
Met een huidig aandeel van 5,4 procent in het bbp (bruto binnenlands product) is de economische betekenis van de energiesector in Nederland groot. Terwijl de traditionele olie- en gassector te maken krijgt met stagnatie en krimp, zullen duurzame energieactiviteiten in omvang groeien. Per saldo stijgt de totale energie-gerelateerde werkgelegenheid door een verschuiving van fossiel naar hernieuwbaar en besparing.
De energierekening van Nederlandse huishoudens is de afgelopen tien jaar gemiddeld fors gestegen, maar neemt de komende jaren naar verwachting af vanwege verdere energiebesparing en de opwekking van zonne-energie. In 2020 is de energierekening gemiddeld 60 euro lager dan in 2014.
De uitstoot van broeikasgassen in Nederland daalde tussen 2000 en 2013 met 9 procent tot 192 megaton CO2-equivalenten. Bij de vastgestelde maatregelen daalt de uitstoot verder tot 183 megaton in 2020 en als ook de voornemens worden meegenomen zelfs tot 176 megaton. Opvallend is dat economische groei en uitstoot in de toekomst van elkaar losgekoppeld worden. Terwijl de Nederlandse economie naar verwachting tot 2020 met 13 procent zal groeien, zal de uitstoot van broeikasgassen in deze periode met 5 procent afnemen door o.a. een toenemend aandeel hernieuwbare energie.