Biodiversiteit, kent u dat woord, geachte lezers? Je hoort het tegenwoordig steeds vaker. Net als bio- dit of bio- dat en ook eco- dit en dat. Als je niet beter wist zou je haast denken dat ons nijvere volkje op weg naar duurzaamheid helemaal aan het vergroenen is.
Maar schijn bedriegt en met name bij biodiversiteit is dat wel heel schrijnend. Enerzijds zijn we heel erg divers als het om meningen gaat. We hebben allemaal een eigen mening ongeacht of we er verstand van hebben of niet. In de Tweede Kamer zitten nu 17 fracties en zelfs binnen die fracties lopen de standpunten zo ver uiteen dat er voortdurend ruzies en scheuringen ontstaan. Als dat zo doorgaat hebben we straks 150 éénmansfracties. Of moet ik zeggen éénmans/vrouw fracties, alhoewel er tussen man en vrouw tegenwoordig ook een rijke biodiversiteit van tussenvormen bestaat, waarvoor de letters in het alfabet bijkans tekort schieten. Op de TV kunnen we een keus maken tussen een keur aan praatprogramma’s met aan elke praattafel weer een diversiteit van praatgasten van sporthelden tot virologen, oud-politici, antivaxers en andere BNers.
En toch gaat het helemaal niet goed met de biodiversiteit. Zo verdwijnen er elk jaar duizenden soorten planten en dieren en groeit de rode lijst met soorten die op het punt staan te verdwijnen in angstaanjagend tempo. Ons landschap, waar tegenstanders van wind- en zonneparken zo zuinig op zeggen te zijn, wordt gekenmerkt door eindeloze maisvelden en biljartlakenachtige weiden met één snelgroeiend eiwitrijk soort gras. Langs de wegen vinden we weliswaar een diversiteit aan bontbekladde geluidswallen, maar de enorme dozen voor de zogenaamde logistiek zijn allemaal krek hetzelfde, foeilelijk en dodelijk saai. Ook in de steden slaat de éénvormigheid al jaren toe met flatgebouwen en rijtjeshuizen. In de dorpen en buitengebieden bestaat de vegetatie langs sloten en in wegbermen uit brandnetels, waarbij de biodiversiteit zich beperkt tot mannelijke en vrouwelijke exemplaren.
Ik begrijp dat dat allemaal niet anders kan vanwege de kosten en de efficiëntie. Het zij zo, maar binnen de beperkte speelruimte die de economie ons nog toelaat is er volgens mij best nog wel enige ruimte zijn voor een beetje groene diversiteit. Helaas slaat ook daar sinds jaar en dag de eenvormigheid onbarmhartig toe. Langs alle wegen en lanen waar bomen worden geplant, kiezen de ontwerpers voor tig kilometer eik, of tig kilometer es of iep. Als gevolg van deze culturele idiotie van monotone rijen ontstaan er gedekte tafels voor plantenziektes. Zo slaat de eiken processierups genadeloos toe, vallen de essen massaal ten prooi aan de essentaksterfte en de iepen aan de iepziekte. Beste hoveniers, plantsoendiensten en wegenbouwers waarom in hemelsnaam geen afwisselende beplanting met een stuk of 20 soorten inheemse bomen langs de wegen ? Het zou ons land zoveel aangenamer maken, zoveel gezonder en zoveel leuker voor vogels, vlinders en nuttige insecten.
Steriele Hortensia
In de plantsoenen en perken die door de gemeentes worden verzorgd, vinden we vele vierkante meters met monoculturen van Cotoneaster, Spaanse Aak of Bottelroos in eindeloze gladgeschoren eentonigheid. Tussen de vrijstaande woningen in de buitengebieden vinden we groene muren van geschoren Taxus, conifeer of Laurierkers. De voortuintjes zijn, na de verloren slag om de buxusmot, van de weeromstuit ontaard in onderhoudsvriendelijke bakken gravel, in kleur hooguit variërend tussen zwart en grijs, omlijst door strakke randen van betonstenen. Om toch nog enig bio te brengen in deze rage van stedelijke woestijnvorming worden er nu Hortensia’s geplant bij de vleet. Hoewel verkrijgbaar in vele kleuren, overheerst de witte vorm. Die zijn deftiger en geven meer status. Het zijn helaas wel steriele bloemen, zonder stuifmeel, zonder nectar, waar voor vlinder, bij noch zweefvlieg iets te vinden is. Lieve mensen in dorpen en buitengebieden, alstublieft niet nog meer Hortensia’s.
Han Blok