De klimaatconferentie liep gesmeerd. De afgevaardigden waren, geruggesteund door de aanzwellende klimaatellende van afgelopen jaren, op veel punten merkwaardig eensgezind en kordaat, tot dan eindelijk op de voorlaatste dag India de dode hoek in het Westerse blikveld ontdekte − ik bedoel de levensstijl-gap − en zacht op de schoot van de voorzitter deponeerde. De sfeer van betrapte verontwaardiging die toen ontstond, hoe kunnen we die verklaren? Om welke hete brei was men tijdens de conferentie eensgezind heen blijven draaien? Laten we op zoek gaan.
De afgevaardigden in Glasgow waren (of hielden zich) niet alleen betrekkelijk doof voor de spreekkoren buiten, maar waren ook nogal blind voor de klimaatsituatie.
Ten eerste blind omdat ze bleven denken aan de opwarming als een gradueel, en niet als een explosief gebeuren. Praten over verschillen tussen 1.5, 2, of 2.4 graden opwarming is zinloos als je weet dat dat ding op een gegeven moment oncontroleerbaar wordt en ongeacht wat jezelf nog doet op hol slaat. Dan ben je haar kwijt. Voor eeuwen en eeuwen. Dus je moet de veilige weg kiezen, en 1.5 graad (bijvoorbeeld) als absoluut onpasseerbaar brandmerken.
Deze blindheid is in de hand gewerkt doordat er op het grensvlak van klimaatwetenschap en politiek (+ publiek) een steek los zit. Het uit zich het sterkst in het feit dat die communicatie geëvolueerd is naar plaatjes met klimaatdynamiek onder verschillende scenario’s, waarbij elk scenario onder voorbehoud van niet-optreden van sterk positieve feedback effecten werd opgediend. Ik vind dit gedoe echt om de hete soep heen draaien, en meegaan met energie-verslaafd wensdenken. Voortdurend blijven ingaan op de vraag hoeveel troep de aarde nog verstouwen kan voordat ie rare dingen gaat doen, zonder die rare dingen als basta te presenteren, zonder alarm te slaan, is toegeven aan gedrein van politieke krachten die zo lang mogelijk gepast (= veilig) klimaatbeleid willen uitstellen.
Alle monodisciplines hebben aan dat verblinden meegewerkt door de opwarmingsconsequenties voor het leefmilieu van bomen, planten, dieren en mensen te verzachten of adaptaties te voorzien. Het is allemaal interessant natte vingerwerk van kamergeleerden gebleken. Soorten sterven massaal uit, bossen herstellen niet meer, kusten worden weggespoeld, steden lopen onder of worden te heet, en verdroging plus grillig weer halveert oogsten. En wat resulteert nu? Een realiteit die in zowat al zijn natuurlijke aspecten instabiel wordt of reeds afsterft. De wetenschap had, in navolging van James Hansen, een veel steviger paal moeten slaan (bijv. bij 400 ppm) met de opmerking: “daar voorbij ben je haar (= leefbaar klimaat) voor eeuwen en eeuwen kwijt, en wordt het een massaal sterfhuis”. Tegen een type die zijn vrouw slaat ga je ook niet uitleggen hoe vaak ie dat nog kan doen voordat haar blauwe vlekken niet meer verbleken, maar zeg je gewoon: “Op een gegeven moment springt ze uit het raam, of doodt haar kinderen en zichzelf”.
Ten tweede blind omdat ze volledig geoogklept waren met betrekking tot hun regelbare variabelen (d.w.z. datgene wat ze allemaal uit de kast konden halen om emissies te stoppen). Het best kan ik dit punt illustreren aan de hand van de metafoor die Christiana Figueres gebruikt om het gebeuren in Gasgow te becommentariëren. Zij beschrijft onze situatie als:
If a bus were hurtling towards a child in the middle of the road, no one nearby would take merely one step to get that child out of the way. They would rush, at speeds previously unbeknownst to them, using every muscle in their body, to get that child to safety.
Haar voorstelling gaat volgens mij mank omdat ze suggereert dat die bus zijn eigen gang gaat. Maar wie zit daar aan het stuur? Ziet ie dat kind dan niet? En wie zit er om de bestuurder heen? Waarom grijpen ze niet in? Beter lijkt mij de voorstelling dat wij met zijn allen in die bus zitten (zie de Afsluitdijk), lekker warme reet allemaal, heel comfortabel, en dat we via onze emissies die bus voort laten razen in de richting van dat kind. En dus: dat kind hoeft niet van die weg af, maar die bus moet stoppen of een totaal andere richting inslaan.
Die optie is in Glasgow niet geopperd, besproken noch geëvalueerd maar heeft uiteindelijk, ik kom daar straks op terug, wel het ongemakkelijke einde bepaald. Als die emissies een acuut gevaar opleveren voor de jeugd moeten we acuut ingrijpen. Dat kan ook heel gemakkelijk door massaal (= degenen die het zich kunnen permitteren omdat ze veel luxe genieten) over te schakelen naar een primitieve eenvoudige leefwijze. Al is het maar voor 20 jaar zodat we lucht krijgen die bom te ontmantelen.
Gevangen tussen ijzeren stangen
Maar waarom konden deze afgevaardigden geen moment die uitweg − d.w.z. via demping van de luxe consumptie de vraag naar fossiele energie sterk inkrimpen − op hun netvlies toveren, laat staan onderling bespreken. Antwoord: Ze zaten gevangen tussen ijzeren stangen. Ik bedoel de wetten, zeden en normen waarmee we nu ieders toegang tot de aardse en materiële geneugten des levens regelen. Met name de manier waarop burgers naar verdienste inkomen kunnen vergaren en reserves (kapitaal) kunnen vormen, en daarmee hun onderlinge wisselwerkingen mogen organiseren en expanderen. Politici − d.w.z. zij die beleid bepalen over gedragsrestricties van inwoners ten opzichte van elkaar en hun omgeving − zijn totaal ondergedompeld (zwemmen voortdurend rond) in binnenlandse spanningen tussen veelhebbers (veelkrijgers) en weinighebbers (weinigkrijgers) en hun politieke kampen die met elk beleidsvoorstel bezig zijn elkaar invloed of reserves af te troggelen. Op een gegeven moment gaat je bril daar naar staan. Daarbuiten is niets.
Hun blikveld heeft een enorm brede dode hoek. Hun klimaat-argumentaties zoeken die ruimte niet op maar draaien verwoed rondjes binnen een eng-kapitalistisch meritocratisch denkkader. Daarbinnen staat het fragiele maatschappelijk evenwicht tussen de momentane posities (patstellingen eigenlijk) van veelhebbers ten opzichte van weinighebbers slechts heel marginale beleidsruimte voor emissie-beperkende maatregelen toe. Niemand wil daar een extra nadeel incasseren en niemand wil daar aan de ander een extra voordeel toestaan. Kortom: deze afgevaardigden zijn dusdanig gebrainwashed door het maatschappelijk spel dat ze op deze klimaat-noodsituatie geen ander antwoord hebben kunnen zien. Het is als die man die besluit niet te water te gaan om een drenkeling te helpen, omdat hij geen zwembroek bij zich heeft. Absoluut niet in staat even buiten zijn eigen orde te denken. Achteraf wordt hij voor geschift verklaard.
We moeten van onze volksvertegenwoordigers eisen dat ze zich met een raket uit dat benauwde koopkracht en vrijheden-spelletje tussen de bevolkingsgroepen en landen afschieten, want de situatie vraagt om compleet andere taal en ingrepen. Als de huidige levensgevaarlijke klimaattoekomst dit al niet legitimeert, ja, wat dan wel? Om een noodstop op gebruik van fossiele brandstoffen te implementeren moet de hele status-quo zowel nationaal als naar het buitenland omgegooid worden, anders krijg je dat gewoon niet rond. Dus voorlopig schijt hebben aan rijk en arm, schijt hebben aan kapitaal en schulden, schijt hebben aan zieligdoenerij rond uitschakeling van fossiele machinerie (auto, schip, vliegtuig, hoogoven, raffinaderij, chemie, wapens), en apparatuur (internet), maar blindelings kiezen voor overleven en daar de noodzakelijke minimale maatregelen voor treffen: inbeslagname van nationale productiemiddelen, productiedoelen van basisbehoeften vaststellen en organiseren, en de toegankelijkheid van de bevolking tot levensbehoeften nivelleren en waarborgen. Niet van dat benauwde.
De schoftenstreek
Van die radicaliteit om de toekomst van de mensheid te redden was in Glasgow geen spoor te bekennen. Het was een festival van technologische suprematie om de welvaart te redden. Ongeremd continueren van de vooruitgang dus. Het woord “minderen” is geen enkel moment gevallen. Niet ten aanzien van het energie-verbruik, noch ten aanzien van de wereldhandel, noch ten aanzien van de verkeersstromen, noch ten aanzien van de high-carbon levensstijlen, noch ten aanzien van de industriële landbouw. Tja en dat wegkijken van, en dus beschermen van hun riante levensstijlen door landen met een levensverwachting boven de 80 jaar, gaf op het eind van de conferentie toen bleek dat die weelde door het Westen op geen enkele manier zou worden ingeperkt of worden afgeroomd aanleiding aan landen met een levensverwachting van rond de 70 jaar om de kont dwars te gooien m.b.t. de snelheid van de steenkool-transitie. En dus legde India eindelijk de levensstijl-kloof tussen ontwikkelde landen (met meest meer dan 10 ton emissies/inwoner) en ontwikkelingslanden (met meest rond de 2 ton emissies/inwoner) als argument − aanklacht/verwijt − op tafel.
Het westen heeft deze correctie zelf uitgelokt. Ze heeft de liberale grammatica (spelregels) voor het genereren van maatschappelijke macht en bezitverschillen (en dus van levensstijl-kloven) dusdanig in haar opstelling en oplossingen als een vanzelfsprekende no-go opgediend dat ie onmogelijk langer door de low-carbon werkezels van de wereldeconomie verzwegen kon worden. Als al je emissieplannen als verborgen slogan uitstralen dat je volledig van plan bent je eigen hoogwaardige levensstijl te handhaven (en te verbeteren), dat je eigenlijk luidkeels verkondigt: “wij kunnen dit”, onze levensstijl verbeteren en ons hele wisselwerkingspatroon handhaven en eventueel uitbreiden, door razendsnel op cleane energie (= een fantasie-begrip overigens) over te gaan, onder de voorwaarde dat iedereen mee moet doen omdat het anders niet werkt, dan krijg je meteen tig claims uit de achterhoede − die bezig zijn met hun eigen inhaalrace − op je nek.
Binnenlands lopen transities daar ook steeds op vast (zie de Gilets jaunes opstand). Het is het sterke sentiment van: “Wij liggen al achter, en als de elite niet wil minderen (blijft denken het nog wel te kunnen wagen binnen de kleine globale emissie-speelruimte die er is) omdat ze voor zichzelf denken dat ze die barrière over kunnen komen terwijl ze over veel meer reserves en betere posities beschikken als wij en dus alleen maar heel eventueel hoeven in te boeten op hun luxe-consumptie, dan worden wij wel benauwd dat wij er niet over kunnen komen, en nog verder achterop kunnen raken, omdat de transitiekosten bij ons rechtstreeks impact hebben op onze voorziening in basisbehoeften (en niet op luxe want die hebben we niet) en dus directer ons levensonderhoud bedreigen”.
Emily Ghosh, stafwetenschapper aan het Stockholm Environment Institute, heeft de gevoelige snaar onder deze liberale schoftenstreek nog iets scherper verwoord:
“Terwijl de rijken het resterende ‘carbon budget’ − d.w.z. de hoeveelheid broeikasgas die kan worden uitgestoten zonder dat de wereld tegen het einde van de eeuw meer dan 1,5°C opwarmt − full-speed aan het opgebruiken zijn, ontnemen ze de onderste 50% van de bevolking de ruimte om hun emissies zodanig te laten groeien dat ze in hun basisbehoeften kunnen voorzien”.
Kortom: Wegkijken en verzwijgen van dit oerconflict tussen veelhebbers en weinighebbers (nationaal en internationaal) is zinloos, want je kunt er om twee redenen steeds minder om heen blijven glibberen. Eerstens wordt met het zienderogen inkrimpen van het carbon budget de daarmee gepaard gaande levensstijl-kloof hardvochtiger en crimineler (= doodslag met voorbedachte rade). Ten tweede moeten energie-intensieve levensstijlen worden aangepakt (zie deze analyse) en onmogelijk worden gemaakt, omdat daar de overbodige emissie-ruimte zit, en absoluut nergens anders.
Dus moeten we de maatschappelijke status-quo mechanismen rond onderlinge verdringing en verdeling (die rijk en arm doen ontstaan en versterken) voorlopig van tafel slaan, andere spelregels invoeren, en samen radicale klimaatmaatregelen eensgezind onder ogen zien. Door iedereen naar een basisniveau van consumptie te nivelleren kunnen we snel enorme productievolumebeperkingen doorvoeren, en daarmee het energieverbruik zo drastisch terugdringen dat de hele fossiele infrastructuur buiten werking kan worden gesteld. De enige weg.
Jac Nijssen