De topman van Shell, Ben van Beurden, zet de wereld na Parijs weer met de voeten op de grond. “Ik haal alles uit de grond wat ik nog op kan pompen” zei hij in een interview met Nieuwsuur. Daarmee (be)vestigt hij zijn reputatie als de grote Vieze Man van onze tijd.
Niet dat van Beurden onzin vertelt. Zijn boodschap is realistisch: we zullen voorlopig nog volop olie en gas nodig hebben. De kleine groep van de westerse middenklasse kan heel idealistisch elektrisch gaan rijden, in de rest van de wereld wordt hard aan een economische inhaalslag gewerkt die vooral nog op fossiele energie is gebaseerd. Ten minste, zolang we niet ingrijpen.
Het venijn van zijn boodschap zit in de stellingname dat Shell als bedrijf niet verantwoordelijk is voor klimaatverandering. Shell pomp alleen maar olie op. Die domme mensen in de maatschappij verbranden het spul, en veroorzaken daarmee de klimaatverandering. Meneer van Beurden is er alleen maar om de financiële belangen van de aandeelhouders te beschermen, zo zegt hij. Niet de wereld waarin ze leven dus.
Daarmee neemt hij een strikt formeel standpunt in dat al lang niet meer van deze tijd is. Waar we in de zeventiende eeuw het vehikel van de vennootschap hebben opgetuigd om zo veel mogelijk verantwoordelijkheid te ontlopen en risico te delen, zijn we er inmiddels toch al langer van overtuigd dat bedrijven hun aandeel in de samenleving serieus behoren te nemen. Dat aandeel gaat verder dan het bedrag op de certificaten.
Waar het gaat om de rol van de staat in klimaatverandering heeft de rechter al een duidelijke uitspraak gedaan. De staat dient de burgers te beschermen tegen de risico’s er van. Daarmee heeft de samenleving twee nieuwe opties in handen om van Beurden cs tot de orde te roepen. Ze kan met deze uitspraak op zak de staat aanzetten om wettelijke kaders te scheppen die klimaatschadelijk handelen door bedrijven moeten voorkomen. En ze kan Shell rechtstreeks aansprakelijk stellen voor de gevolgen van haar beleid; klimaatverandering is immers door de rechter erkend als bedreiging voor de mens en de samenleving.
De vraag is waarom van Beurden een dergelijke uitspraak doet. Hij weet donders goed dat die tot ophef leidt. Ik denk dat hij die ophef zoekt om de aandacht af te leiden van de realiteit, die zegt dat hij lang niet al zijn voorraden nog kan verkopen om ze te laten opstoken. Volgens wetenschappers veroorzaakt dat 6 tot 8 graden temperatuurstijging. En boven twee graden zijn de problemen al niet te overzien. Door de afwaardering van die voorraden daalt de waarde van Shell (en andere oliemaatschappijen) enorm, het begin van dat effect wordt al zichtbaar op de beurs: het aandeel heeft in het afgelopen jaar een derde van zijn waarde verloren. En de divestmentbeweging zet aandeelhouders steeds verder onder druk om hun fossiele aandelen te verkopen. Met toenemend succes.
Van Beurden wil hier een dam tegen opwerpen door het beeld te scheppen dat Shell de komende decennia gewoon doorgaat met geld verdienen.
Maar kan dat ook? Dalende olieprijzen maken grote delen van de bekende voorraden onwinbaar omdat de kosten hoger zijn dan de opbrengst. En zolang de producenten wereldwijd tegen elkaar oppompen blijft het overaanbod aan olie bestaan de prijzen laag. Door grootschalige financiële speculaties op de olieprijzen kan mogelijk de schade nog wat beperkt worden gehouden, maar dat veroorzaakt vervolgens weer een risico voor de economie als geheel. Het trekt de verhouding tussen de financiële en de reële economie nog verder uit elkaar en creëert nieuwe geldbubbels.
Kortom, naast toenemende klimaatrisico’s zorgt het beleid van Shell nu ook voor toenemende economische risico’s, zowel voor haar eigen aandeelhouders als voor de samenleving als geheel.
De boodschap van Ben van Beurden leidt slechts tot een meervoudig negatief gevolg: de druk op het klimaat neemt niet af, het risico voor de aandeelhouders neemt toe en er wordt kostbare tijd verloren in de omslag naar een schone energievoorziening en een houdbare economie. Behoorlijk riskant dus voor ons allemaal.
Peter van Vliet