
In het Klimaatakkoord van Parijs hebben 195 landen afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2 °C en liever nog minder dan 1,5 °C. Ook Nederland heeft zich achter deze afspraken geschaard. Nederland heeft zich ook gecommitteerd aan de Europese afspraak dat dit betekent dat de emissies van CO2 en andere broeikasgassen uiterlijk in 2050 met 80-95% moeten zijn gereduceerd.
De discussie over hoe dit te bereiken wordt in toenemende mate verengd tot de vraag hoe het aanbod aan duurzame elektriciteit uit zon en wind te vergroten. De rol van biomassa als duurzame energiebron blijft onderbelicht. Als deze al wordt genoemd, betreft het vaak enkel als meestook in kolencentrales en is de toon vaak negatief. Dit is onterecht en brengt het halen van de Parijsafspraken in gevaar.
Elektriciteit kan inderdaad in hoge mate duurzaam uit zon en wind worden opgewekt. Voor andere sectoren zoals vrachtvervoer en de procesindustrie is dat veel minder het geval, daar zullen we op een andere manier de CO2 emissies moeten terugdringen. Studies laten zien dat alle mogelijkheden moeten worden benut en dat biomassa een grote rol moet en kan spelen. Zo laat een recente studie van het International Energy Agency (IEA) en het Duitse onderzoekinstituut IRENA een biomassa-aandeel in de wereldwijde duurzame energiemix in 2050 van 37% zien (tegen zon PV en wind samen 26%). Voor Nederland is de grote rol voor biomassa onder andere geschetst in de strategische visie Biomassa 2030 van het Ministerie van Economische Zaken. Er is wereldwijd voldoende duurzame biomassa beschikbaar, zo blijkt uit brede studies van het IPCC en voor Nederland o.a. uit het Biomassa 2030 rapport. Voor Nederland gaat het dan om verschillende binnenlandse biomassareststromen, import van biomassa of biogebaseerde brandstoffen en grondstoffen, en ontwikkeling van grootschalige zeewierteelt op de Noordzee.
Deze biomassa moeten we vooral daar inzetten, waar andere duurzame alternatieven minder geschikt zijn: als hoogwaardige grondstof (bijv. voor de productie van chemicaliën), als brandstof voor lucht- en scheepvaart en zwaar wegtransport en voor proceswarmte in de industrie, en als back-up of voor het opvangen van pieken bij de elektriciteitsopwekking en de verwarming van huizen en gebouwen. Net als nu gebeurd bij aardolie, kan biomassa in de verwerking worden gesplitst in meerdere deelstromen waaruit vervolgens verschillende producten kunnen worden gemaakt, zoals materialen, chemicaliën, biobrandstoffen, elektriciteit en warmte. Door haar op deze manier efficiënt in te zetten wordt bioenergie betaalbaar.
We staan voor een enorme uitdaging, indien we biomassa in 2050 inderdaad deze prominente rol willen laten spelen. Veel benodigde technologie is nog niet commercieel beschikbaar. Ontwikkeling en marktintroductie van technologie vergen typisch 10-20 jaar en daarbovenop komt nog de tijd nodig voor grootschalige uitrol. Ook het beschikbaar maken van grote volumes duurzame biomassa, de ontwikkeling van logistieke ketens om biomassa te importeren en goede certificeringssystemen om de duurzaamheid te borgen vereisen grote inspanningen.
Daarom moeten we nu forse stappen zetten, om de innovatie te versnellen, marktintroductie van nieuwe technologie te stimuleren en de beschikbaarheid van duurzame biomassa te vergroten. Waar we bestaande (energie-)infrastructuur kunnen benutten voor een versnelling van de transitie, moeten we dat zorgvuldig overwegen. Dat geldt bijvoorbeeld voor biomassa meestook in kolencentrales, waarbij we natuurlijk moeten voorkomen dat ongewenste effecten ontstaan die de transitie en verduurzaming belemmeren.
De tijd dringt! De overheid zal, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, kennisorganisaties en NGO’s, de aandacht moeten richten op de vraag hoe de transitie naar een duurzame energievoorziening in 2050 met daarin een prominente rol voor biomassa vorm te geven. Laten we vooral niet blijven hangen in het negeren er van of in enkel “nee” zeggen.
Jaap Kiel, Programme Development Manager Biomass van ECN