De wereld is het al meer dan een halve eeuw eens dat de maan en asteroïden gemeenschappelijk goed zijn van de internationale gemeenschap. Maar nu steeds meer landen en bedrijven plannen maken voor maanmissies en de ontginning van mineralen in de ruimte, dringt een nieuw ruimte-akkoord zich op, schrijft Frans von der Dunk, hoogleraar Ruimterecht aan de University of Nebraska-Lincoln.
Het is waarschijnlijk de bekendste foto ooit van een nationale vlag: Buzz Aldrin naast de eerste Amerikaanse vlag op de maan. Voor wie zijn wereldgeschiedenis kende, deed de foto ook alarmbellen rinkelen. Amper een jaar ervoor was het planten van een nationale vlag in een ander deel van de wereld meestal een claim op territorium voor het vaderland. Was het planten van de Stars and Stripes een poging tot Amerikaanse kolonisatie van de maan?
Als mensen voor het eerst horen dat ik een jurist ben met specialisatie “ruimtewetgeving”, is de vraag die ik het vaakst te horen krijg: “Wie bezit de maan?”
Kolonisatie
Natuurlijk was het claimen van nationale territoria vroeger vooral een Europese gewoonte, die werd toegepast in niet-Europeaanse delen van de wereld. Vooral de Portugezen, Spanjaarden, Nederlanders, Fransen en Engelsen creëerden zo enorme koloniale rijken. Hoewel hun houding erg eurocentrisch was, werd de juridische notie dat een vlag planten een daad van soevereiniteit was al snel wereldwijd aanvaard.
Vanzelfsprekend hadden de astronauten belangrijkere zaken aan hun hoofd dan de juridische betekenis en consequenties van die vlag, en gelukkig was de zaak ook al geregeld voor de start van de missie. Sinds het begin van de ruimterace wisten de VS dat voor veel mensen overal ter wereld het beeld van een Amerikaanse vlag op de maan grote politieke vragen zou opwerpen. Elke suggestie dat de maan juridisch gezien onder de VS zou vallen, zou die bezorgdheden in de hand werken en mogelijk internationale disputen veroorzaken met schadelijke gevolgen voor het Amerikaanse ruimteprogramma en de bredere Amerikaanse belangen.
Tegen 1969 had de dekolonisering elke notie vernield dat niet-Europeaanse delen van de wereld, hoewel bevolkt, onbeschaafd waren en dus met recht en rede onderworpen konden worden aan de Europese soevereiniteit. Maar: op de maan leefde niemand – er was zelfs helemaal geen vorm van leven te bespeuren.
Toch blijft het antwoord op de vraag of Armstrong en Aldrin met hun kleine ceremonie de maan, of een deel daarvan, omtoverden tot Amerikaans grondgebied: “Nee”. Noch zij, noch de NASA, noch de Amerikaanse regering beoogden dat effect.
Ruimteverdrag
Dat antwoord is vooral verankerd in het Ruimteverdrag van 1967, dat is ondertekend door zowel de VS, Rusland als andere landen met een ruimteprogramma. Beide supermachten waren het eens dat de kolonisatie op aarde verantwoordelijk was voor enorm menselijk lijden en heel wat gewapende conflicten die soms eeuwen duurden. Ze waren vastbesloten de fouten van de oude Europese koloniale machten niet te herhalen, en de kans dat een landwedloop op de maan een nieuwe wereldoorlog zou uitlokken moet in de kiem gesmoord worden. De maan werd een soort “globaal goed”, juridisch toegankelijk voor alle landen, en dat twee jaar voor de eerste maanlanding.
De Amerikaanse vlag was dus geen uiting van een claim op soevereiniteit, maar een eerbetoon aan de Amerikaanse belastingbetalers en ingenieurs die de missie van Armstrong, Aldrin, en de derde astronaut Michael Collins mogelijk hadden gemaakt. De twee mannen brachten ook een plaat mee met de inscriptie dat ze “in vrede kwamen voor de hele mensheid”. En natuurlijk waren er de woorden van Armstrong: zijn ‘kleine stap voor een mens’ was geen ‘grote sprong’ voor de VS, maar voor de mensheid.
De VS en de NASA hielden zich ook aan hun belofte door maanrotsen en andere grondstalen te delen met de rest van de wereld, door ze te schenken aan andere overheden, of door wetenschappers van over de hele wereld uit te nodigen voor wetenschappelijk onderzoek. Op het dieptepunt van de Koude Oorlog waren daar zelfs Sovjetwetenschappers bij.
Geen ruimtejuristen meer nodig?
Niet zo snel. Hoewel er weinig tegenstand was tegen de juridische status van de maan als ‘globaal goed’, toegankelijk voor all landen in vreedzame missies, liet het Ruimteverdrag de verdere details onduidelijk. Ondanks de erg optimistische veronderstellingen toen, is de mens sinds 1972 niet meer terug op de maan geweest, waardoor maanrechten grotendeels theoretisch bleven.
Tenminste, tot enkele jaren geleden, toen verschillende nieuwe plannen opdoken om weer naar de maan te vliegen. Minstens twee Amerikaanse bedrijven, Planetary Resources en Deep Space Industries, die over aanzienlijke financiële ruggensteun beschikken, lonken naar de ontginning van minerale reserves op asteroïden. Belangrijk: in het Ruimteverdrag worden de maan en andere objecten in de ruimte zoals asteroïden over dezelfde juridische kam geschoren. Ze kunnen dus niet geclaimd worden als ‘territorium’ door welke staat dan ook.
Globaal debat
Maar het fundamentele verbod van het verdrag om nieuw territorium te claimen gaat voorbij aan de commerciële exploitatie van natuurlijke rijkdommen op de maan of andere hemellichamen. Dat leidt tot een groot debat binnen de internationale gemeenschap, en daarvoor is nog geen oplossing in zicht. Er tekenen zich wel twee grote pistes af.
Landen zoals de Verenigde Staten en Luxemburg zijn het eens dat de maan en asteroïden een ‘globaal goed’ zijn, wat betekent dat elk land zijn private ondernemers toelaat om er neer te strijken en er weg te halen wat ze kunnen. Tenminste, zolang ze over de nodige vergunningen beschikken en binnen de grenzen van de ruimtewetgeving opereren. Dat is vergelijkbaar met de regelgeving in internationale wateren waar geen enkel individueel land de baas is, maar die wijd open liggen voor visbedrijven uit alle landen. Als de vis eenmaal in hun netten zit, hebben ze juridisch het recht die te verkopen.
Maar andere landen, zoals Rusland en – zij het minder expliciet – Brazilië en België, voeren aan dat de maan en de asteroïden tot het erfgoed van de mensheid als geheel behoren. De mogelijke opbrengsten van commerciële exploitatie zou dan ook de hele mensheid ten goede moeten komen, of minstens onder streng internationaal beheer moeten vallen. Dat is vergelijkbaar met de oorspronkelijke regeling voor mineralen in de diepzee. Daarvoor werd een internationaal vergunningssysteem opgezet, naast een internationale onderneming die de grondstoffen zou exploiteren en de winst zou delen onder andere landen.
Hoewel ik van mening ben dat de laatste visie logischer is, zowel wettelijk als praktisch, is de juridische strijd nog lang niet gestreden. En intussen is ook de interesse in de maan opnieuw toegenomen. Zowel China, India als Japan hebben serieuze plannen voor een maanmissie en voeren de druk op.
Hoewel het uiteindelijk aan de internationale gemeenschap is om te bepalen of een akkoord gesloten kan worden over een van beide visies, of een compromis tussen de twee, is het op zich cruciaal dat zo’n akkoord er komt. Dergelijke activiteiten ontwikkelen zonder algemeen aanvaarde en toegepaste wetgeving zou een worstcasescenario zijn. Want hoewel het geen kwestie van kolonisatie meer is, kan het dezelfde schadelijke effecten hebben.
Bron: The Conversation