Van het Amazonewoud dat nog overeind staat, is veel meer aangetast dan wetenschappers eerder dachten. En grote delen van de Afrikaanse biodiversiteit zijn nog niet eens in kaart gebracht. Dat zijn de resultaten van twee opvallende recente onderzoeken.
De studie over de Amazone is geleid door een internationaal team van 35 wetenschappers en instellingen zoals de Braziliaanse Universiteit van Campinas (Unicamp), het Nationaal Instituut voor Ruimteonderzoek (INPE) en de Britse Lancaster Universiteit. Ze toont aan dat tot 38 procent van de resterende oppervlakte van het Amazonewoud – een gebied tien keer zo groot als het Verenigd Koninkrijk – is aangetast door een of andere vorm van menselijke activiteit.
Invloed van de mens
Vier factoren zijn volgens hen heel bepalend voor dit proces: bosbranden, selectieve (vaak illegale) houtkap, extreme droogte door een tekort aan water en randeffecten, zoals veranderingen die optreden in de gebieden die grenzen aan stukken woud die ontbost zijn.
Het watertekort is de belangrijkste oorzaak voor de aantasting van het woud. Door droogte wordt het bos kwetsbaarder voor branden en daalt het vermogen van het regenwoud om zichzelf te regenereren door evapotranspiratie – de vorming van regenwolken door verdamping uit de bodem en transpiratie van planten. Dat proces wordt door de droogte met 34 procent verminderd.
Dat leidt tot een domino-effect in een groter gebied, onder meer ook in de voedselproducerende delen van het woud.
Degradatie
Degradatie is niet hetzelfde als ontbossing, waarbij bomen volledig worden verwijderd en het land nadien voor bijvoorbeeld landbouw of veeteelt wordt gebruikt. Hoewel gedegradeerde bossen ook bijna alle bomen kunnen verliezen, verandert het landgebruik zelf niet.
De wetenschappers stellen vast dat de aantasting van het Amazonegebied ook aanzienlijke sociaal-economische gevolgen kan hebben, die in de toekomst verder moeten worden onderzocht.
Volgens een projectie tot 2050 zullen de vier factoren van menselijke activiteit “belangrijke bronnen van CO2-uitstoot in de atmosfeer blijven veroorzaken, ongeacht of de ontbossing toeneemt of afneemt”, stellen ze.
“Zelfs in een optimistisch scenario, waarbij er geen ontbossing meer plaatsvindt, zal de aantasting van het bos doorgaan als een gevolg van de klimaatverandering. En dat leidt op zijn beurt tot verdere CO2-emmissies”, zegt projectleider David Lapola van Unicamp. Toch is het van cruciaal belang om de verdere opmars van ontbossing te blijven bestrijden, benadrukt hij.
Onbekende Afrikaanse natuur
Dit onderzoek stelt vast dat enorme regio’s in Afrika nog niet eens bestudeerd zijn, en dat we dus niet weten welke soorten er leven. In het huidige tempo zal het 150 jaar duren om de biodiversiteit in Afrika in kaart te brengen, schrijven zoölogen Søren Faurby en Harith Omar Morgadinho Farooq.
Maar wetenschappers blijven terugkeren naar gebieden waar de biodiversiteit al in kaart is gebracht, eerder dan nieuwe, ongekende gebieden te bezoeken.
Als wetenschappers dus niet snel naar onontgonnen gebieden trekken, blijven duizenden dier- en plantensoorten onbeschreven. En die gegevens zijn net cruciaal om te weten waar soorten leven en hoe ze best beschermd worden. We kunnen niet beschermen wat we niet kennen.
Essentiële biodiversiteit
Het Afrikaanse continent barst van de biodiversiteit. Dankzij uiteenlopende vegetatiezones, van mangroves tot woestijnen en van mediterrane begroeiing tot tropische wouden, telt het bijna een kwart van alle dier- en plantensoorten in de wereld.
Maar biodiversiteit is niet alleen mooi: het is essentieel voor ons overleven. De natuur biedt immers cruciale ecosysteemdiensten voor de mens: voedsel, kledij, drinkbaar water en zelfs de lucht die we inademen. Het verlies van wat een onbelangrijke diertje lijkt, zoals een bijensoort, kan tot het uitsterven bepaalde plantensoorten leiden. En dat kan dan weer de mens of andere soorten treffen.
De data
De schattingen gaan alleen nog maar uit van vogels, zoogdieren en amfibieën – drie goed bestudeerde groepen. De kenniskloof is waarschijnlijk nog veel groter bij planten, schimmels en insecten, die vaak minder aandacht krijgen.
En de huidige praktijk schiet veruit tekort om de Afrikaanse biodiversiteit adequaat te classificeren en in kaart te brengen. Dat kan leiden tot misleidende en zelfversterkende beschermingsmaatregelen: regio’s worden dan als belangrijk beschouwd omdat ze beter onderzocht zijn, eerder dan om hun werkelijke waarde voor de biodiversiteit.
Verandering
Er zijn manieren om daar wat aan te doen. Overheden, bedrijven en filantropen die onderzoek financieren, zouden actief projecten moeten promoten in gebieden waar basisgegevens over biodiversiteit ontbreken.
Onderzoekers zouden intussen de reikwijdte van hun zoektocht moeten vergroten. Gezien de logistieke en juridische uitdagingen bij veldwerk in grote delen van Afrika, moeten ze zoveel mogelijk samenwerken met specialisten in verschillende instellingen en domeinen om op verantwoorde wijze het maximaal mogelijke aantal soorten te bemonsteren.
En er is een grote behoeft aan samenwerking over de grenzen heen. Onderzoek in Afrika wordt nog altijd grotendeels uitgevoerd door Europese en Noord-Amerikaanse instellingen. Zij moeten echt samenwerken met lokale universiteiten, en niet enkel lokale mensen als veldassistenten gebruiken.
En tot slot moet op regeringsniveau het vergunningsproces voor veldwerk transparanter worden en online beschikbaar zijn voor elk land op het continent, om onderzoek naar biodiversiteit aan te moedigen en te stroomlijnen.