Aan het begin van deze vakantieperiode las ik de column van Jan Jonker over het organiseren van transformatie. De pioniers die experimenteren met andere vormen van organiseren die een duurzame samenleving en daarmee ook een duurzame toekomst centraal stellen, zijn te weinig zichtbaar, zo stelt Jonker. Laten zien wat er al gebeurt, ruimte geven aan experimenten en serieus werk maken van opschaling daarvan… het gebeurt nog veel te weinig en dat heeft weer te weinig impact. Dus als mensen toch al niet doordrongen zijn van het belang van ‘anders’ organiseren, schiet het op deze manier niet op.
Vakantievieren, en zeker als daarbij gereisd wordt, is doorgaans geen duurzame activiteit. Toch bestaat vakantie voor veel Nederlanders uit het doen van dingen die eenmaal terug in Nederland niet zouden misstaan in een samenleving die streeft naar duurzaam evenwicht. We bivakkeren vrijwillig in (weliswaar steeds luxer wordende) ‘tiny houses’, we koken economisch op twee kleine pitjes, we delen openbare ruimte en zelfs sanitair met anderen. We vergapen ons aan kneuterige boerenmarkten waar we regionale producten kopen, want wat smaakt die lokale perzik, biefstuk of wijn toch goed. Weer thuis knuffelen we de kat en maaien het gras waaraan we kunnen zien wat voor zomer het is geweest toen we er niet waren. En ook ruimen we de onderweg aangeschafte kazen, worsten, honing, jam, olie en wijn in. Originele, regionale producten die natuurlijk veel beter smaken dan wat hier te koop is.
Veel mensen willen hun vakantiegevoel en –gedrag graag vasthouden, maar in de praktijk vallen we binnen de kortste keren weer terug in oude patronen. Deze zomer las ik bij het komkommernieuws een onderzoek dat er op wijst dat vakantiegangers vooral schijnen te genieten van de voorpret. Na acht vakantiedagen is ons vakantiegevoel op z’n hoogtepunt. Gemiddeld hebben we maar een paar dagen nodig om na onze vakantie weer helemaal in de werk- of schoolsleur terug te komen. Na twee weken ergeren we ons weer aan wachtrijen, vinden we het een inbreuk op onze privacy om de openbare ruimte met anderen te moeten delen en rennen weer door de supermarkt. De omarming van een andere omgeving, waar we ons zo lekker ontspannen voelen, een ander ritme en andere gewoonten zetten we ‘on-hold’ tot de volgende vakantie.
Jammer eigenlijk. Veranderende omgeving en minder verplichtingen zijn voor velen van ons voldoende om met een andere blik naar de wereld om ons heen te kijken. Blijkbaar doet verandering ons goed zolang het ergens anders is. Veranderen in onze eigen, vertrouwde omgeving blijkt een stuk lastiger. Dat heeft alles te maken met ingesleten patronen, met regels, met dominante structuren die weinig speelruimte voor experimenten laten. De samenleving kent als het ware geen ‘vakantiestand’ waarin ze kan kennismaken met een ander tempo en andere manieren. Dat vormt een rem op de noodzakelijke transitie naar een duurzame samenleving.
Anders organiseren mainstream maken
De gestage groei van innovatieve, originele, nuttige en in meerdere opzichten winstgevende stappen op weg naar een sociaal, ecologisch en economisch gezonde samenleving is hoopgevend. Maar het zijn, vaak geïsoleerde, kleine stapjes op weg naar een daadwerkelijk duurzame samenleving. Overkoepelende thema’s als duurzaamheid of circulariteit veranderen pas van noodzaak in realiteit als ‘anders’ organiseren mainstream wordt. Dat vinden we moeilijk, want dat betekent veranderingen in onze vertrouwde omgeving.
Er zijn hoopvolle initiatieven die niet alleen streven naar een duurzaam eindresultaat, maar die bewust kijken naar het proces op weg daar naar toe. Die bereid zijn om te experimenteren met ‘anders’ organiseren. Ondernemersnetwerken die experimenteren met gezamenlijke kringlopen. Ondernemende burgercoöperaties voor energie, zorg en leefbaarheid. Fysieke en virtuele platforms voor delen, ruilen en allerlei innovatie vormen van co-creatie. Organisaties die ecologische- en maatschappelijke waarden actief integreren in transactiemodellen. Die dan uitkomen op bijvoorbeeld een mix van bitcoins met gemeenschapsmunten en zorgpunten. De ultieme proeftuinen waar dat zichtbaar wordt zijn de bovenlokale en regionale hubs waarin burgers, bedrijven, instellingen en overheid in wisselende constellaties samen experimenteren met het faciliteren van uiteenlopende innovaties en projecten. Op de website van DuurzaamDoor staat een aantal interessante voorbeelden. Mooi om daar en op andere sites even te shoppen en zo een beeld te krijgen wat er al gebeurt.
Pioniers belichten
In de transitie naar een duurzame samenleving is het van cruciaal belang dat deze pioniers genoeg belicht worden. Dat gebeurt gewoon te weinig. Niet verwonderlijk is er te weinig ‘spin-off’ naar een grootschaliger aanpak. De noodzakelijke ontwikkeltijd voor verandering blijkt een probleem te zijn in een samenleving waarin men bovendien traditioneel wordt ‘afgerekend’ op conventionele output zoals het aantal deelnemende ‘hoofden’, bezette stoelen of het realiseren van omzet.
Voorzichtig proberen lokale en provinciale overheden ruimte voor experimenten te bieden. Daar waar dat lukt is er een dialoog over experimenteerruimte en regelluwe zones. Helaas wordt nog te vaak onvoldoende erkend dat deze initiatieven ruimte en tijd nodig hebben om tot bloei te komen, om fouten te maken en te leren wat opschaalbaar is of wat juist kleinschalig beter werkt. Dat heeft weer tot gevolg dat te veel van deze experimenten te weinig zichtbaar zijn en nauwelijks impact hebben. Niet vanwege gebrek aan potentie, maar omdat er in de omgeving van deze initiatieven te weinig erkenning is voor de het vernieuwende proces waarin zij zich bevinden, dat alleen met vallen en opstaan vorm kan krijgen. Willen we transitie realiseren, dan is het is tijd om onze vertrouwde blik op organiseren ‘on hold’ te zetten. Er moet meer tijd, aandacht en actieve steun komen voor de koplopers die het veranderen van hun en onze directe omgeving aandurven.
Moniek Kamm is docent/onderzoeker bij Saxion UAS, academie FEM, waar zij zich bezig houdt met ontwikkeling van onderwijs en onderzoek gericht op het organiseren van duurzame en circulaire veranderingsprocessen. Daarnaast heeft ze ruime ervaring met programmamanagement binnen projecten rondom duurzame ontwikkelingsvraagstukken. Moniek doet promotie onderzoek bij Nijmegen School of Management (RU) naar strategieontwikkeling bij regionale hubs. Haar onderzoek sluit aan bij een breed onderzoeksprogramma naar Nieuwe Business Modellen onder leiding van Prof. Dr. J. Jonker. Contact: [email protected]