'Ondanks de enorme impact van bedrijven op de klimaatcrisis, is de wet voor maatschappelijk verantwoord ondernemen te weinig gericht op klimaat. Milieudefensie roept op om klimaat expliciet op te nemen in de due diligence plicht voor bedrijven.' Dat zegt Janneke Bazelmans van Milieudefensie.
Na veel vertraging heeft de Europese Commissie haar voorstel voor een EU-wet gepubliceerd dat regelt dat bedrijven verplicht zijn om onderzoek te doen naar mensenrechten en milieu. De lidstaten en het Europees Parlement onderhandelen nog over het wetsvoorstel van de Europese Commissie. Het Parlement heeft vorig jaar sterke signalen afgegeven dat het zou aandringen op een sterke wet.
Onvoldoende geregeld voor te weinig bedrijven
Jill McArdle van Friends of the Earth Europe, het internationale netwerk waar Milieudefensie deel van uitmaakt, zegt: 'De wet is een mijlpaal, maar regelt geen aansprakelijkheid voor klimaatschade en garandeert geen gerechtigheid voor getroffen mensen wereldwijd. Via mazen in de wet kunnen bedrijven aan hun verantwoordelijkheid ontsnappen door ‘contractuele garanties ‘op te tuigen. Mensen in Oeganda wiens land is ingenomen door Total, zijn na twee jaar wachten op compensatie uitgeput en hongerig. Van ‘contractuele garanties’ kunnen ze niet leven.'
'Op dit moment zien we dat bedrijven een greenwashing-wedstrijd met elkaar aangaan. Ze maken reclame voor hun niet-bindende klimaatdoelen. Met het wetsvoorstel dat er nu ligt, kunnen kritische partijen bedrijven niet voor de rechter dagen om hun valse klimaatpropaganda te stoppen.'
Het voorstel richt zich zich uitsluitend op bedrijven met meer dan 500 werknemers en een omzet van 150 miljoen euro. In beruchte risicosectoren, zoals de landbouw en de mode, zouden alleen bedrijven met meer dan 250 werknemers en een omzet van 40 miljoen euro zich aan de regels moeten houden. De regels slaan dus enkel op de allergrootste spelers, volgens berekeningen van de Europese Commissie zelf blijven daardoor 99 procent van alle bedrijven in de Unie uitgesloten van de zorgplicht.
Verder lijkt de zorgplicht onder het huidig voorstel ook af te nemen naarmate men verder afdaalt in de toeleveringsketen. Bedrijven kunnen bepaalde clausules opnemen in hun contracten met leveranciers, waarop ze de verantwoordelijkheid voor het monitoren op wantoestanden op derden afschuiven.
Te weinig inzicht in de keten
Uit de jaarlijkse ESG-barometer van KPMG blijkt dat het gebrek aan inzicht in de toeleveringsketen één van de grootste uitdagingen is voor bedrijven om duurzamer te worden. 51% van de beleidsmakers in het bedrijfsleven heeft geen idee of producten en grondstoffen die uit het buitenland worden gehaald op een eerlijke, veilige en verantwoorde manier gemaakt worden. Ook oplopende kosten, oneerlijke concurrentie buiten de Europese Unie en de toenemende en ingewikkelde regeldruk maken deel uit van de vijf meest genoemde bezwaren om duurzaam te kunnen ondernemen.
De helft van de ondervraagde beleidsmakers geeft aan dat zoveel mogelijk maatschappelijk verantwoord wordt ingekocht en waar mogelijk materiaal steeds vaker wordt hergebruikt. Tegelijkertijd zegt niet meer dan 18% verantwoordelijkheid te nemen voor eerlijke en veilige arbeidsomstandigheden van aangekochte producten en grondstoffen.
Bedrijven zouden zich verantwoordelijker moeten gedragen tegenover dieren. Dat stelt ethicus Monique Janssens in haar proefschrift Animal Business, Corporate responsibility towards animals, dat zij op 8 oktober zal verdedigen aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University.
Waaruit bestaat de ethische verantwoordelijkheid van bedrijven voor dieren? Hoe gaan bedrijven om met die verantwoordelijkheid? Janssens toont aan dat dierenwelzijn een blinde vlek is van de bedrijfspraktijk én van de bedrijfsethiek. En dat terwijl bedrijven wel degelijk verantwoordelijk zijn voor de levens en het welzijn van de dieren waar ze impact op hebben. Bedrijven die zich bezighouden met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) maken zich wel druk om mens en milieu, maar veel minder om wat zij dieren aandoen.
Bedrijfsrestaurants
Janssens: “De maatschappelijke kijk op dieren is sterk aan verandering onderhevig. Denk maar aan de discussies over de nertsenhouderij en de veehouderij. Mijn onderzoek brengt aan het licht dat het bedrijfsleven als het om dierenwelzijn gaat de boot mist. Er zijn mondjesmaat wat ontwikkelingen, maar het bedrijfsleven ligt ver achter op actuele inzichten uit de dierethiek.” Het gaat Janssens niet alleen om bedrijven die zelf dieren houden of bijvoorbeeld vlees verkopen, al hebben die industrieën wel de meeste impact op dierenwelzijn. Janssens: “Elk bedrijf heeft invloed op dieren. Denk maar aan de inhuur van een cateraar voor de bedrijfsrestaurants, het bedrijfsuitje naar de dierentuin of de impact van de scheepvaart op zeezoogdieren. Als je in je bedrijfscode zet dat dierenwelzijn voor jouw bedrijf belangrijk is, ga je ook anders naar kijken naar wie je inhuurt en wat je inkoopt.”
Leiderschap, samenwerking en communicatie
Het proefschrift van Janssens biedt de ontbrekende schakel tussen de dierethiek en de bedrijfsethiek. Het beschrijft hoe sterk de betrokkenheid van bedrijven bij dieren verschilt per bedrijf en hoe je op hun websites kunt meten hoeveel betrokkenheid ze laten zien. Ook geeft de onderzoeker handvatten voor het stimuleren van een ethische houding ten opzichte van dieren. De centrale elementen daarbij zijn: leiderschap, samenwerking en communicatie. Janssens: “Bij de bedrijven die het relatief goed doen, zie je bijvoorbeeld dat de MVO-manager leiderschap toont en partijen bij elkaar brengt rond het onderwerp dierenwelzijn. Als je er dan ook nog veel over communiceert, binnen het bedrijf en met de samenleving, ben je alweer een flinke stap verder.”
4 oktober Werelddierendag: ook voor bedrijven
Janssens hoopt dat haar proefschrift juist nu, rond Werelddierendag op 4 oktober, bedrijven inspireert om zich meer in te zetten voor dieren. Dat mag wat haar betreft stap voor stap, maar de ultieme uitkomst zou in haar visie een veganistische samenleving zijn, waarin geen dieren doodgemaakt worden voor het plezier of de smaak van de mens.
Janssens: “Het is me tijdens mijn onderzoek steeds duidelijker geworden dat dierenwelzijn niet ophoudt bij een goed leven en een zachte dood. Als je dieren doodmaakt, neem je ze een stuk van hun leven af, terwijl de meeste dieren net als mensen de drang hebben om te blijven leven. Hoe kun je dat als bedrijf verantwoorden?”
De onderzoeker begrijpt echter ook dat veranderingen tijd kosten. Daarom heeft ze wat aanbevelingen voor de eerste stappen die elk bedrijf kan nemen: “Neem dierenwelzijn op in de ethische bedrijfscode en het MVO-beleid, maak er iemand verantwoordelijk voor, neem leiderschap, zoek samenwerking en laat zien wat je doet. Dat laatste lijkt misschien window-dressing, maar als je het eerlijk en oprecht doet, het kan juist ook anderen inspireren om stappen te zetten.”
De Nederlandstalige publieksversie van het proefschrift komt uit op 7 oktober onder de titel “Dierenzaken: Blinde vlek van bedrijven”
Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet authentiek zijn. Als het naar greenwashing ruikt, heeft het een averechts effect op werknemers, schrijft Magda Donia van de Telfer School of Management aan de Universiteit van Ottawa. “Werknemers willen authenticiteit, ongeacht of ze zelf geëngageerde burgers zijn.”
Initiatieven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) worden omschreven als het “morele gezicht van de globalisering”. Ze zijn gericht op sociale oplossingen binnen de ecologische randvoorwaarden van de planeet en worden hoe langer hoe meer verwacht door de maatschappij, zeker door de jongere generatie.
In het bijzonder de millennials zijn daarin principieel. Sommige studies suggereren zelfs dat ze meer begaan zijn met principes dan met hun loon als het op hun werk aankomt.
Een studie door Hewitt and Associates kwam tot de bevinding dat maatschappelijk verantwoord ondernemen voor de meest geëngageerde werknemers een reden kan zijn om te blijven werken voor een bepaald bedrijf en ook om harder te werken.
Dat wil zeggen dat organisaties een extra reden hebben om zich te engageren in MVO – het heeft immers een positieve impact op de eigen werknemers.
Bedrijven die belang hechten aan duurzaam ondernemen rapporteren ook positieve resultaten op vlak van het bedrijfsimago bij sollicitanten, meer engagement en trouw van de werknemers, meer voldoening in het werk en betere prestaties.
Don’t fake it
Het is echter belangrijk dat bedrijven aandachtig zijn voor de resultaten van bijkomend onderzoek: werknemers zijn er niet mee gediend als ze merken dat hun bedrijf MVO gebruikt om de indruk van deugdelijkheid te wekken.
Organisaties moeten daarom voorzichtig zijn en zich enkel engageren in MVO-programma’s voor de juiste redenen. Medewerkers gaan sowieso afwegen of de motieven van het bedrijf om engagement te tonen om de juiste reden is gebeurd. Ze maken daarbij een onderscheid tussen authentieke inspanningen en acties die we kennen als ‘greenwashing’ – meer gericht op het opschonen van het imago dan op echte toewijding aan een doel.
Deze oordelen zijn bijzonder krachtig en zullen invloed hebben op de omschrijving die werknemers geven van hun bedrijf als een geheel.
Als werknemers het maatschappelijk engagement van hun werkgevers beschrijven als authentiek, spreken ze vaak over hun bedrijf als een “gever”. Ze vinden dat hun organisatie gedreven wordt door waarden als hulpvaardigheid en compassie.
Als het MVO van een bedrijf echter wordt beoordeeld als niet-authentiek en zelfbedienend, spreken ze eerder over een “nemer”. Werknemers vinden dan dat de drijfveer van hun bazen vooral dominantie en het overtroeven van de concurrentie is. Werknemers vertrouwen organisaties die zich engageren tot authentiek MVO maar ze wantrouwen wie ze verdenken van greenwashing.
Vertrouwen
Onderzoek dat ik samen deed met gedragswetenschapper Sigalit Ronen van de California State University, duurzaamheidsonderzoeker Carol-Ann Tetrault Sirsly van Carleton University en bedrijfspsycholoog Silvia Bonaccio van de University of Ottawa had als doel om de impact van bedrijfsengagement op werknemers beter te begrijpen.
We focusten op gedrag van werknemers, hun prestaties op het werk en wilden de onderliggende mechanismen begrijpen die ertoe leidden dat de medewerkers positief stonden ten aanzien van het MVO van hun bedrijf en dat als authentiek bestempelden.
We keken ook of er een verband was met het belang dat werknemers hechten aan engagement (dat bleek er niet te zijn). In plaats daarvan constateerden we dat de oordelen van werknemers over de motieven die aan de basis liggen van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, belangrijke resultaten op de werkplek verklaren.
We ontdekten dat de manier waarop medewerkers denken over MVO-initiatieven van hun bedrijf, een invloed heeft op belangrijke attitudes op de werkplek, waaronder vertrouwen in het management, trots op het bedrijf, werkplezier en de positieve manier waarop ze betekenis vinden in hun werk.
Hun perceptie op het bedrijf had ook invloed op hun prestaties, inclusief het goed uitvoeren van taken als het behulpzaam zijn voor collega’s en zich niet inlaten met gedrag van anderen dat contraproductief en schadelijk is voor het bedrijf. Van deze houding was enkel sprake als de werknemers het MVO-beleid ook als echt en authentiek beoordeelden.
Als werknemers vinden dat hun organisatie engagement toont vanwege de juiste redenen zien ze daarin een verlengde van hun eigen maatschappelijke waarden. Dit type van compatibiliteit noemen we “person-organization fit”.
Werknemers willen authenticiteit
Organisaties zouden rekening moeten houden met de resultaten van ons onderzoek.
We ontdekten zelfs dat positieve resultaten als een gevolg van echt MVO en negatieve resultaten die voortkwamen uit een gevoel van greenwashing, ongeacht was of de werknemers ook persoonlijk om maatschappelijk engagement geven.
We hadden verwacht dat medewerkers die belang hechten aan organisatiebetrokkenheid inzake MVO, positief zouden reageren als zij hun organisatie als oprecht beschouwen in hun inspanningen, en negatief wanneer dat niet het geval bleek. Maar we waren verrast om vergelijkbare resultaten te vinden wanneer werknemers in hun persoonlijke leven geen groot belang hechten aan MVO.
Zelfs als werknemers niet om een bepaald doel geven, zullen ze reageren op de reden waarvan ze geloven dat hun bedrijf zich voor dat doel lijkt te engageren. Uiteindelijk weten we dat “mensen minder geven om wat anderen doen, dan om waarom ze het doen” - en werknemers, die zijn blijkbaar niet te vinden voor onechte en niet-authentieke bedrijfsbeslissingen.
Alle leden van de Green Business Club Beatrixkwartier committeren zich om vóór 2030 energieneutraal te zijn. Dit doen zij door onder andere vóór eind 2020 een plan van aanpak op te maken hoe dit op bedrijfs- en gebiedsniveau gerealiseerd kan worden. Een unieke gebeurtenis en een ambitieuze missie.
Maar wat doet deze Green Business Club precies? Hoe werken alle stakeholders samen? En hoe zetten ze duurzame doelstellingen om in concrete resultaten?
Een duurzame toekomst voor Beatrixkwartier Den Haag
Green Business Club Beatrixkwartier zet zich in voor een duurzame toekomst van het Beatrixkwartier. Bewoners, bedrijven en overheid bundelen hun krachten en zoeken gezamenlijk naar concrete oplossingen en verbeteringen op het gebied van mobiliteit, circulariteit en energie. En vooral op dat laatste punt worden aanzienlijke stappen gemaakt. Partners van de Green Business Club, Bouwinvest, Cromwell, MN, Nationale Nederlanden en Gemeente Den Haag zetten zich gezamenlijk in voor een overgang naar groene energie-opwekkers met als doelstelling om in 2030 van het gas af te zijn.
Aanjager van duurzaamheidsmaatregelen
De Green Business Club Beatrixkwartier neemt het voortouw in de energietransitie van het Haagse zakendistrict. Manja Meuleman is programmamanager en zorgt ervoor dat alle partijen elke keer weer met elkaar om de tafel gaan: “Sinds de oprichting begin ik het jaar met een brainstorm. Waar ligt de behoefte op het gebied van duurzaamheid? Waar kan het beter? Circulariteit en energie zijn de afgelopen jaren steeds meer naar de voorgrond gekomen. En dat terwijl het heel lastige onderwerpen zijn. De enige manier omantwoord te krijgen, is door hier samen over na te denken en praten.”
Verduurzaming én verlevendiging kantoorgebouwen
Verschillende bij de Green Business Club aangesloten partijen hebben individueel al enkele grote verduurzamingsslagen gemaakt en dienen als voorbeeld voor anderen. Een voorbeeld hiervan is World Trade Center The Hague van vermogensbeheerder Bouwinvest. “WTC The Hague heeftal enorm veel duurzame veranderingen ondergaan”, vertelt Jan-Willem Kos. Als Senior Asset Manager van WTC The Hague bij Bouwinvest is hij dagelijks bezig met het uitstippelen van de duurzame verbetering en verlevendiging van kantoorgebouwen. “Zo hebben we vorig jaar een polderdaktuin geopend, waar onder andere regenwater wordt opgevangen. Ook proberen we verdieping na verdieping te verduurzamen met bijvoorbeeld ledverlichting, daglichtregeling en aanwezigheidsdetectie. Bovendien is WTC The Hague al enige tijd aangesloten op een warmte-koudeopslag.” Het andere grote gebouw in het zakendistrict waar Bouwinvest ook eigenaar van is, Centre Court, heeft sinds oktober jongstleden ook een eigen WKO.
Individuele acties collectief maken
De WKO voor Centre Court markeerde een duurzaam hoogtepunt in de ambitie van de Green Business Club, maar was ook een opsteker voor het hele Beatrixkwartier. Meuleman: “Wij proberen deze individuele acties collectief te maken en gaan na hoe we elkaar kunnen versterken of helpen bij het realiseren van een duurzamere omgeving.” Kos vult aan: “Voor grootschalige verandering moet je bij jezelf beginnen. Daarnaast is het belangrijk om kennis en visies te delen en uit te breiden. Een lokaal én landelijk netwerk is daarbij van groot belang. Dankzij samenwerking kunnen we grotere projecten met elkaar realiseren. Het verminderen van afval, het verkleinen van transportbewegingen: dat kun je simpelweg niet alleen, dat moet je samen voor elkaar boksen. Daarom is de Green Business Club zo’n mooi, maar vooral belangrijk platform.”
Fietsen voor een energieneutrale bijeenkomst
Het was dan ook de Green Business Club die besloot een energieneutrale meet-up in WTC The Hague te organiseren. Energieneutraal? Jawel. Om de bijeenkomst te kunnen compenseren, was er zo’n 40 kwh aan energie nodig, die opgewekt werd door fietsen die op het net waren aangesloten. In de afgelopen weken werden huurders en voorbijgangers van WTC The Hague zoveel mogelijk aangespoord hierop plaats te nemen. Werd die 40kwh gehaald? “Jazeker, al hebben flink wat mensen zich in het zweet moeten werken.”
Stappenplan om stip op horizon te bereiken
Tijdens de meet-up ondertekenden alle grote bedrijven en de gemeente een convenant waarmee zij zich committeren om voor 2030 energieneutraal te zijn en voor eind 2020 een plan van aanpak te overleggen hoe dit op bedrijfs- en gebiedsniveau gerealiseerd kan worden. Het betrof partijen die al bij de Green Business Club aangesloten zijn: MN, Nationale Nederlanden, World Trade Center The Hague, Centre Court, Gemeente Den Haag, Bouwinvest (eigenaar gebouwen WTC The Hague en Centre Court) en Cromwell Property Group (eigenaar gebouw Nationale Nederlanden). Ook werd ingezoomd op wat er precies moet gebeuren om deze doelstelling daadwerkelijk te behalen: een groots energieproject, waarbij wordt gekeken hoe het gehele gebied de overstap kan maken naar duurzame energie. “We zijn druk bezig met een logisch stappenplan om bij die stip op de horizon te komen: een 100% energieneutraal Beatrixkwartier. Eerst moeten we een inventarisatie maken: welke onderdelen binnen het Beatrixkwartier zijn al duurzaam en wat moeten we nog aanpakken? Zo wordt onder andere onderzocht of een productieoverschot van warmte bij het ene bedrijf kan worden gebruikt door een buurbedrijf.”
Uniek diepteonderzoek voor efficiënte energietransitie
Het is een enorm proces om de huidige situatie inzichtelijk te krijgen en behelst een waar diepteonderzoek waar veel partijen bij betrokken zijn, waaronder de leden van de Green Business Club. “Pas als we de huidige situatie kennen, kunnen we inschatten waar we naartoe moeten en hoe we samen op een effectieve en efficiënte manier volledige energieneutraliteit kunnen behalen”, besluit Meuleman. “Zo hebben we vanuit de Green Business Club nu energiespecialist ENGIE bij onze doelstellingen betrokken. Zij adviseren en begeleiden ons in onze energietransitie en brengen alle energie in het gebied in kaart.Zover wij weten is een dergelijk onderzoek nog niet eerder op gebiedsniveau gedaan. Een uniek project dus, waarbij bedrijven samen investeren in een verduurzaming van het gebied. Het is onze maatschappelijke plicht om de handen ineen te slaan en concrete stappen te zetten. Goed voorbeeld doet altijd volgen.”
De financiële sector verbindt zich aan het Klimaatakkoord. Banken, vermogensbeheerders, pensioenfondsen en verzekeraars zeggen toe dat ze de klimaatimpact van alle ‘relevante financieringen en beleggingen’ in kaart brengen, hierover gaan rapporteren en zichzelf harde CO2-reductiedoelstellingen opleggen.
Chief Operating Officer Jellie Banga heeft namens Triodos Bank en Triodos Investment Management het commitment ondertekend: “We zien de gemaakte afspraken als grote winst, omdat nu ook de financiële sector echt werk zal maken van de transitie naar een duurzame economie. Dit doet recht aan onze maatschappelijke positie en aan de urgentie van het klimaatprobleem. Triodos Bank heeft zich hier daarom sterk voor gemaakt. Desondanks biedt het commitment nog wel ruimte voor een slechts beperkte afbouw van fossiele assets. We zullen ons ervoor blijven inzetten dat de sector als geheel alle fossiele assets afstoot.”
Hoe Triodos Bank haar klimaatimpact meet
De missie van Triodos Bank is om het geld van haar klanten te laten werken aan positieve maatschappelijke, ecologische of culturele veranderingen Al sinds de oprichting financiert Triodos Bank daarom duurzame energieprojecten. In haar jaarverslag over 2018 rapporteert de bank voor het eerst over de CO2-impact van een belangrijk deel van haar leningen en investeringen. Met de methode van het Platform Carbon Accounting Financials (PCAF) heeft ze de emissies van broeikgassen van haar leningen en investeringen in kaart gebracht.
Hieruit blijkt dat de portefeuille hernieuwbare energie leidt tot substantiële vermeden CO2-emissies. Door bijvoorbeeld duurzame energieprojecten zoals wind- of zonneparken te financieren, bevordert Triodos Bank de productie van groene energie die op den duur de behoefte aan fossiele brandstoffen als steenkool moet verdringen. Verder blijkt uit deze eerste resultaten dat de klanten van Triodos Bank een relatief lage uitstoot van CO2 hebben.
Meetmethode verder verbeteren
Met deze data zal Triodos Bank de monitoring en metingen verder verbeteren en uitbreiden. En de bank zal concrete doelstellingen opstellen om bij te dragen aan de klimaatdoelen van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5 graden Celsius.
Aldi, Lidl en PLUS scoren opnieuw slecht op Oxfam Novibs Behind the Barcodes ranglijst. Albert Heijn en Jumbo maken de grootste stappen op de ranglijst sinds deze in 2018 werd geïntroduceerd. De branche vindt dat haar inspanningen geen recht worden gedaan.
Volgens Oxfam geldt voor alle supermarkten dat zij over de hele linie nog steeds ruim onvoldoende doen om mensenrechtenschendingen in hun ketens in ontwikkelingslanden tegen te gaan. Dat blijkt uit de eerste update van de Oxfam Novib Behind the Barcodes ranglijst.
Twee Nederlandse supermarkten, AH en Jumbo, maken stappen naar aanleiding van de Behind the Barcodes campagne en stijgen op de ranglijst. De behaalde scores worden bepaald door het beleid en de praktijk van de grootste supermarkten uit Nederland op onder meer arbeidsomstandigheden en lonen in ontwikkelingslanden. Ook de grootste supermarkten in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zijn langs dezelfde meetlat gelegd.
Alle 5 onvoldoende
Alle 5 Nederlandse supermarkten scoren nog steeds een ruime onvoldoende op de ranglijst. De focus bij supermarkten ligt op winst en marktaandeel. Zolang ze hun beleid en praktijk op mensenrechten niet meer verbeteren, blijft uitbuiting in voedselketens bestaan en hun scores op de ranglijst laag. Dit wordt niet alleen gevoeld door de boeren in Nederland, die amper een vuist kunnen maken tegen de onderhandelingsmacht van de supermarkten, maar ook door de boeren en arbeiders in ontwikkelingslanden.
De supermarkten, verenigd in het CBL, Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, vinden dat aan de inspanningen van de organisaties geen recht wordt gedaan. Uit de nulmeting van supermarkten van het IMVO-Convenant Voedingsmiddelen blijkt dat supermarkten IMVO-beleid (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) voeren en dat IMVO is geïntegreerd in de bedrijfsvoering.“Een jaar na de ondertekening van het convenant is er al veel bereikt”, vertelt Marc Jansen, directeur CBL. “Supermarktorganisaties werken hard aan het transparant maken van productieketens. IMVO-risicomanagement is de kern van het sociale duurzaamheidsbeleid van supermarkten en foodservicebedrijven.”
Samenwerken in plaats van polariseren
In plaats van het polariseren van de discussie over mensenrechten is het sterker om samen te werken met het bedrijfsleven, de vakbonden, de overheid en NGO’s. Het CBL nodigt Oxfam Novib uit om de krachten te bundelen binnen het IMVO-Convenant. “Van het alleen maar discussiëren en het publiceren van ranglijsten wordt geen vrouw en geen kind in ontwikkelingslanden beter. Het CBL zet zich met de aangesloten supermarkten ervoor in om leefbaar loon te realiseren voor medewerkers op productiebedrijven in ontwikkelingslanden. Het gaat ons om concrete projecten en niet om papieren ranglijstjes”, aldus Jansen.
Anouk Franck, expert bedrijfsleven en mensenrechten bij Oxfam Novib: “Veel meer druk is nodig om supermarkten in beweging te krijgen: Aldi, Lidl en PLUS zijn de nieuwe hekkensluiters, terwijl zij geen tijd te verliezen hebben. Zolang supermarkten hun beleid en praktijk niet verbeteren, trekken werknemers in hun ketens, zoals garnalenpelsters in Indonesië en de tomatenplukkers in Italië aan het kortste eind.”
AH en Jumbo beloven meer transparantie
In antwoord op Oxfam Novibs campagne en na maanden van intensieve onderhandelingen gaan Albert Heijn en Jumbo nu nieuw mensenrechtenbeleid publiceren in 2019. Beide supermarkten gaan de leveranciers van hun huismerkproducten, nationaal en internationaal bekendmaken. Daarmee zijn zij de eerste supermarkten van de 16 supermarkten uit Oxfam’s internationale Behind the Barcodes ranglijst die transparantie over hun ketens beloven.
Albert Heijn en Jumbo zegden ook toe dat zij mensenrechtenrisico’s in hun ketens in kaart gaan brengen en jaarlijkse meerdere onderzoeken gaan uitvoeren voor producten die voor werknemers en boeren in ontwikkelingslanden de grootste risico’s met zich meebrengen.
Oxfam Novib gaat dit proces nauwlettend volgen. Voor Albert Heijn is het zeer belangrijk dat ook moederbedrijf Ahold Delhaize het voorbeeld van haar dochteronderneming Albert Heijn volgt en haar mensenrechtenbeleid verbetert.
Van de 16 onderzochte supermarkten wereldwijd scoort nog geen enkel bedrijf een voldoende op de ranglijst.Anouk Franck: “Wat op de internationale ranglijst vooral opvalt is dat Aldi in Nederland veel lager scoort dan Aldi in het Verenigd Koninkrijk. Ik zie geen enkele reden waarom Aldi in Nederland niet dezelfde stappen zou kunnen zetten als haar zusterbedrijf in Engeland. Net zoals Lidl en PLUS die ook onderaan onze ranglijst bungelen.”
Nederlandse beursgenoteerde bedrijven refereren structureel naar Leefbaar Loon in hun jaarverslagen. Onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) bij 39 Nederlandse beursgenoteerde bedrijven laat zien dat inzake Leefbaar Loon belangrijke vooruitgang geboekt werd in 2019.
Daarnaast hebben alle 39 bedrijven een passage opgenomen over de Sustainable Development Goals (SDG’s). Wat betreft klimaatadaptatie, verwacht VBDO dat ondernemingen uitgebreider onderzoek doen naar gevolgen van klimaatverandering en deze informatie rapporteert naar belanghebbenden. Dit zijn de belangrijkste conclusies van het ‘AGM Engagement Report 2019: Looking Forward’.
“Vier jaar lang heeft VBDO vragen gesteld over Leefbaar Loon tijdens Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders (AVA’s) van bedrijven, ik ben trots te vermelden dat de overgrote meerderheid het thema heeft opgepakt”, aldus onderzoeksleider Xander Urbach van VBDO. In 2016 refereerden drie bedrijven naar het betalen van een loon dat een werknemer in staat stelt zijn of haar familie te onderhouden in de eerste basisbehoeften, zoals huisvesting, scholing en voedsel. In 2019 is dit aantal opgeklommen naar 29 bedrijven. Terwijl bedrijven toezeggen dat ze onderzoek zullen doen naar de salarishuishouding verwacht VBDO na deze periode van vier jaar dat beleggers dit thema op de agenda houden.
De Sustainable Development Goals zijn gemeengoed geworden voor beursgenoteerde bedrijven, maar ze worstelen om hun bijdrage aan het behalen van de doelen concreet te maken. Alle 39 bedrijven hebben SDG’s geselecteerd waaraan ze willen bijdragen. VBDO heeft in 2019 26 keer gevraagd of bedrijven hun impact op het behalen van die SDG’s willen meten. 2019 is ook het jaar dat veel duurzaamheid strategieën aflopen, VBDO kijkt graag vooruit naar nieuwe strategieën die opgesteld zijn in lijn met behalen van de SDG’s in 2030.
Klimaatadaptatie is dit jaar voor het eerst meegenomen door VBDO in gesprekken met bedrijven. “Veel bedrijven geven aan dat klimaatverandering een belangrijk onderwerp is, zij focussen daarbij echter vaak op het voorkomen van klimaatverandering, terwijl de gevolgen al hier zijn”, zegt Xander Urbach. VBDO verwacht dat bedrijven onderzoek doen naar de kansen en risico’s van fysieke gevolgen van een veranderend klimaat. Daarbij is het belangrijk dat bedrijven ecologische en sociale aspecten meenemen bij het opstellen van klimaatadaptatie strategieën. Dit jaar, refereren er 18 bedrijven naar de aanbevelingen van de Taskforce on Climate-related Financial Disclosures (TCFD). Om dit aantal te vergroten heeft VBDO 42 vragen gesteld om klimaat gerelateerde informatie in lijn met de TCFD te rapporteren.
Meer dan 80% van de mkb ondernemers ervaart belemmeringen bij duurzaam ondernemen. Een reden is dat veel ondernemers hun businesscase niet rond krijgen. Duurzaam ondernemen levert de meeste ondernemers voor nu met name persoonlijke voldoening op. Dat blijkt uit onderzoek van de Kamer van Koophandel.
Maar twintig procent van de ondernemers is in staat om concreet voordeel uit duurzaamheid te halen, zoals meer klanten, lagere kosten of extra inkomsten. Een ander vijfde deel van de ondernemers zegt dat duurzaam ondernemen nog niets heeft opgeleverd. Ondernemers geven aan dat zij meer met duurzaam ondernemen zouden doen als dit kosten zou besparen, extra inkomsten zou opleveren, wet en regelgeving het zouden eisen, ze zich ermee zouden kunnen onderscheiden, klanten meer eisen zouden stellen en er een duidelijke marktvraag zou zijn naar duurzame producten en of diensten.
Geen businesscase
78% van de zzp’ers en 89% van de mkb’ers ervaart belemmeringen bij duurzaam ondernemen. De belangrijkste belemmering om meer aan duurzaam ondernemen te doen is het feit dat ondernemers hun businesscase niet rond krijgen (31%), bijvoorbeeld als de kosten omhoog gaan (30%) en klanten niet bereid zijn om meer te betalen (20%). Zzp’ers weten naast deze financiële belemmeringen ook niet goed welke maatregelen zij (nog meer) kunnen nemen (29%). Mkb’ers hebben vaker een gebrek aan tijd (29%), hebben vaker dan zzp’ers klanten die er niet voor willen betalen (26%) of hebben onvoldoende kennis in huis (24%).
Informatiebehoefte
Zo’n 70% van de ondernemers heeft behoefte aan informatie of ondersteuning op het gebied van duurzaam ondernemen: met name over subsidies en regelingen, energiebesparingsmaatregelen en hoe producten of diensten duurzamer gemaakt kunnen worden. Ook informatie over mogelijkheden om duurzaam ondernemen te financieren, de belasting van het milieu te verminderen en duurzame businessmodellen te vinden is een belangrijke behoefte. Ongeveer een kwart heeft vooral behoefte aan praktijkvoorbeelden van andere ondernemers.
Geen interesse in duurzaamheid
Ongeveer een tiende van alle onderzochte ondernemers (13% van de zzp’ers en 9% van de mkb’ers) geeft aan niets met duurzaam ondernemen te hebben. Onder andere omdat zij andere maatschappelijke vraagstukken belangrijker vinden of omdat zij het gevoel hebben toch geen invloed te hebben. Deze laatste reden wordt opvallend vaak door mkb’ers gegeven. Ruim een op de tien ondernemers die niets met duurzaamheid hebben, geloven niet in klimaatverandering.
Aanbevelingen
KVK adviseert ondernemers zich meer te verdiepen in de subsidies en regelingen die voor duurzaam ondernemen beschikbaar zijn. Er zijn mogelijkheden bij de gemeente, bij de provincie, bij het rijk (RVO) en in Europa. Er zijn onafhankelijke subsidieadviseurs die daarbij kunnen helpen. Verder beveelt KVK bedrijven aan om focus aan te brengen op de duurzame maatregelen, die kunnen bijdragen aan kostenbesparing, behoud van klanten, verbetering concurrentiepositie en imago.
Het onderzoek is in augustus uitgevoerd in het KVK Ondernemerspanel dat bestaat uit ruim 4.000 zzp’ers en mkb’ers. 950 ondernemers deden aan het onderzoek mee.
Met een alsmaar stijgende CO2-uitstoot zijn duurzame maatregelen vanuit het bedrijfsleven harder nodig dan ooit. Volgens Geanne van Arkel, Head of Sustainable Development bij Interface en MVO-Manager van het Jaar 2018, vervullen bevlogen medewerkers een sleutelrol. "Duurzaam ondernemen kan alleen als de hele organisatie er ook echt in gelooft." Maar hoe zorg je daarvoor? Van Arkel geeft tips.
2017 was geen best jaar als het gaat om de reductie van CO2-uitstoot. Wereldwijd viel de CO2-uitstoot 1,6 procent hoger uit dan het jaar ervoor. In 2018 zijn we waarschijnlijk verder uit de pas gelopen. Volgens een recent verschenen rapport schatten onderzoekers de stijging in dat jaar op maar liefst 2,7 procent. Dat terwijl voor het behalen van de gestelde klimaatdoelen een forse reductie vereist is.
Nauwelijks effect
Het bedrijfsleven ligt onder een vergrootglas. Bedrijven spelen immers een niet te onderschatten rol in het terugdringen van CO2-emmissie. Het succes staat of valt echter met de wil van medewerkers. Voor een geslaagde duurzame strategie is de medewerking en het 'geloof' van medewerkers cruciaal.
In de praktijk blijkt helaas nog weleens dat zij de duurzame ambities juist belemmeren. Bovendien worden duurzaamheidsmaatregelen vaak top-down bepaald met weinig mogelijkheden voor een dialoog. Het gevolg: genomen maatregelen sorteren nauwelijks effect.
Interface heeft in de afgelopen 27 jaar diverse benaderingen getest en uitgeprobeerd. Deze 8 maatregelen waren volgens Van Arkel succesvol:
1. Doe meer dan sporadische toespraken
Om ervoor te zorgen dat duurzaamheid geïntegreerd is in de bedrijfsvoering, is het van belang dat directeuren en managers hier ook iedere dag mee bezig zijn en erover communiceren. "Met sporadische toespraken over milieukwesties bereiken organisaties namelijk te weinig", weet Van Arkel.
"Communiceer bij vrijwel iedere mogelijkheid over de duurzaamheidsstrategie. Denk hierbij aan het plaatsen van de boodschap in brieven, offertes, brochures en op de website. Of op T-shirts voor het personeel en de koffiemokken die iedereen dagelijks gebruikt. Maar ook op het verpakkingsmateriaal van een product."
2. Toon de passie voor duurzaamheid
Door het tonen van passie voor een duurzame doelstelling worden medewerkers geïnspireerd en gemotiveerd om zelf ook iedere dag een bijdrage te leveren. "In plaats van een verplichte doelstelling wordt duurzaamheid zo een persoonlijke kwestie", zegt Van Arkel.
3. Practice what you preach
Voortdurende communicatie over de duurzaamheidsinspanningen is cruciaal. Toch kan er bij medewerkers een cynische houding ontstaan. Bijvoorbeeld als concrete acties achterwege blijven, lastige uitdagingen niet worden erkend en boodschappen tegenstrijdig zijn. "Enthousiaste medewerkers die het idee hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt, raken gefrustreerd en spannen zich niet meer verder in", verduidelijkt Van Arkel.
4. Overtuig medewerkers met een gerichte, persoonlijke aanpak
Bedrijfsbrede interne communicatiecampagnes over duurzaamheid zijn volgens Van Arkel weinig efficiënt. Organisaties kunnen zich beter richten op specifieke groepen binnen de organisatie. "Door duurzaamheidsinformatie te bieden die relevant is voor specifieke functies maken organisaties meer kans om medewerkers te overtuigen."
5. Stel doelen op
Zie duurzaamheid niet als een bijkomstigheid, maar formuleer het als een doelstelling. Een algemeen directeur hoort volgens Van Arkel van ook op zeer regelmatige basis te informeren in hoeverre de doelstellingen zijn gerealiseerd. "Ook in tijden dat het economisch iets minder gaat met het bedrijf."
6. Geef duurzaamheid status
Bouw een netwerk van interne ambassadeurs op die duurzaamheidsthema's binnen het bedrijf promoten. Deze rol moet uiteindelijk een interne status opleveren. Tips van Van Arkel zijn:
Benoem medewerkers op basis van hun verdiensten als ambassadeur.
Beloon de ambassadeurs. Dit hoeft overigens niet met geld gepaard te gaan.
Train ambassadeurs grondig, laat ze essays schrijven en laat deze door kundige mensen beoordelen.
7. Maak mensen verantwoordelijk voor duurzaamheidsdoelstellingen
Vergroot de toewijding van medewerkers door ze verantwoordelijk te stellen voor duurzaamheidsdoelstellingen. "Denk hierbij aan het opstellen van een kwartaalverslag dat gepresenteerd moet worden aan de Raad van Bestuur", geeft Van Arkel als voorbeeld. "Durf ook actie te ondernemen als de doelstellingen niet gehaald worden."
8. Investeer in medewerkers
org ervoor dat medewerkers uitgedaagd worden om zelf met nieuwe ideeën te komen. Bestaande systemen, procedures en werkwijzen kunnen efficiënter gemaakt worden. Maar met het ontwikkelen van nieuwe en betere processen is ook veel winst te behalen.
Van Arkel: "Organisaties doen er daarom goed aan om meer te investeren in hun medewerkers in de vorm van trainingen en het aanreiken van middelen. Bovendien is het raadzaam om medewerkers regelmatig in contact te laten komen met externe duurzaamheidsdeskundigen."
Bedrijven van Patagonia tot Nike en Levi's zijn maatschappelijk verantwoordelijk voor hun toeleveringsketen en zijn daar transparant over. En ze hebben hun concurrenten aangemoedigd om dit voorbeeld te volgen. Maar beter inzicht creëren in een keten is een dure en tijdrovende onderneming voor kledingmakers. Bovendien zijn de voordelen niet helemaal duidelijk. Kan het hun klanten echt iets schelen? En als ze dat zo is, zijn ze dan bereid om een bedrijf te belonen voor de inspanningen?
Een nieuwe studie, geleid door twee professoren van MIT Sloan School of Management, biedt antwoorden. Uit het onderzoek blijkt dat klanten wel degelijk waarde hechten aan informatie met betrekking tot de toeleveringsketen van een bedrijf - en velen zijn bereid een premie te betalen voor een betere zichtbaarheid van de supply chain.
Keten geen geheim meer
De studie, die wordt gepubliceerd in Manufacturing & Service Operations Management, heeft implicaties voor bedrijven die transparant over hun toeleveringsketen willen zijn en ook hoe ze hun inspanningen op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid het beste naar klanten kunnen overbrengen.
"Historisch gezien waren toeleveringsketens in veel bedrijven een goed bewaard geheim," zegt Tim Kraft, gasthoogleraar Operations Management, een van de auteurs van het onderzoek. "Maar recente gebeurtenissen, zoals de Foxconn zelfmoorden in Shenzhen in 2010 en de instorting van de Rana Plaza fabriek in 2013, hebben het paradigma verschoven. Nu realiseren veel bedrijven zich dat de consument inzicht in die informatie verwacht. Maar zelfs toen ze hun transparantie verhoogden, waren de meesten niet zeker dat het verschil maakte voor klanten. Onze studie laat zien dat het verschil maakt: klanten willen meer weten over waar en hoe de producten die ze kopen zijn gemaakt. "
Transparantie wordt beloond
Kraft en zijn coauteurs - Yanchong Zheng, universitair hoofddocent bij MIT Sloan, en León Valdés, universitair docent aan de Universiteit van Pittsburgh, hebben een reeks laboratoriumexperimenten uitgevoerd. Die weerspiegelen de dynamiek van een supply chain met een spel voor drie spelers waarbij deelnemers de rol speelden van een consument, een verkoper of een werknemer. Het experiment onderzocht of en hoe transparantie over verbetering van arbeidsomstandigheden van invloed is op de prijspremie die consumenten bereid zijn te betalen.
De inspanningen van de onderneming op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen waren niet altijd bekend bij de deelnemers. Soms konden zowel het bedrijf als de consument de resultaten zien van de inspanningen van het bedrijf om de beloning van de werknemer te verhogen. Andere keren was zelfs het bedrijf niet zeker van de uitkomst van zijn inspanningen.
"Onze resultaten laten zien dat maatschappelijke verantwoordelijkheid van belang is voor klanten", zegt Zheng. "Ja, het verkrijgen van zichtbaarheid in de supply chain vereist enorme tijd en financiële verplichtingen. Veel bedrijven hebben honderden leveranciers en die leveranciers hebben op hun beurt weer tientallen tot honderden leveranciers. Het is een enorme onderneming om te verifiëren dat alles goed wordt gedaan. En toch tonen onze bevindingen aan dat het de moeite waard kan zijn - niet alleen voor het maatschappelijk welzijn, maar ook voor de marktpositie van een bedrijf. "
De studie benadrukt ook hoe de boodschap van een bedrijf over zijn initiatieven op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid verschillend wordt opgepakt door diverse doelgroepen. Consumenten die van nature begaan zijn met het welzijn van anderen blijken minder geïnteresseerd zijn in informatie over de hoeveelheid inspanningen die een bedrijf levert. Ze willen wel meer weten over de resultaten van dergelijke inspanningen.
Ken je klanten
Consumenten die meer worden gedreven door eigenbelang zijn juist eerder geneigd om een bedrijf te belonen voor zijn inspanningen op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid, mits die volledig transparant zijn. Echter, bij gebrek aan transparantie kunnen dezelfde consumenten een bedrijf mijden als gevolg van te weinig inspanning voor duurzaamheid.
"Voor bedrijven die proberen te achterhalen hoe zij hun inspanningen op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid het beste kunnen communiceren, is de les duidelijk: ken uw klanten", zegt Kraft. "Het begrijpen van hun behoeften, waarden, attitudes en persoonlijkheidskenmerken zal bedrijven helpen de juiste berichten naar de juiste mensen te sturen."
Bijna driekwart van de organisaties (72%) verwijzen in hun bedrijfs- en duurzaamheidsverslagen naar de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Hoewel er een stijgende lijn zit in het aantal organisaties dat naar de zogenoemde SDG’s (Sustainable Development Goals) verwijst, blijven organisaties het lastig vinden om concrete maatregelen te treffen om deze doelstellingen te implementeren in hun bedrijfsstrategie. Dat zijn de belangrijkste conclusies van accountants- en adviesbureau PwC uit hun onderzoek ‘SDG Reporting Challenge’ onder 729 beursgenoteerde bedrijven in 21 landen.
In 2015 werden er door de Verenigde Naties zeventien SDG’s vastgesteld, ook om organisaties aan te sporen een bijdrage te leveren aan de wereldwijde ecologische, sociale en economische uitdagingen. Inmiddels is bekend dat het implementeren van deze doelstellingen in een bedrijfsstrategie ook nieuwe banen, extra omzet en kostenbesparingen kan opleveren. Slechts 28% van de onderzochte organisaties heeft betekenisvolle indicatoren geformuleerd die verband houden met de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen.
Linda Midgley, duurzaamheidsexpert bij PwC, merkt in haar dagelijks werk dat de bereidheid om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te omarmen in de afgelopen jaren bij organisaties is toegenomen. Tegelijkertijd, geeft zij aan, blijft het vaak hangen bij het linken van bestaande activiteiten aan de SDG’s: “Het vraagt van organisaties behoorlijk wat visie en lef om de langetermijnstrategie te koppelen aan de SDG’s. Het is een proces van jaren, dat ook best veel inspanning vergt, om alle processen zo te verduurzamen dat ook iedere medewerker eraan bijdraagt.”
In Nederland werden de jaarlijkse bedrijfs- en duurzaamheidsverslagen van veertig organisaties onder de loep genomen. Daaruit blijkt dat met name de doelstelling ‘eerlijk werk’, ‘verantwoorde consumptie en productie’ en ‘klimaatactie’ het meeste voorkomen.
Volgens Midgley kunnen accountantsorganisaties ook stimuleren om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te implementeren: “Het is primair de maatschappelijke rol van accountants om de betrouwbaarheid van informatie te controleren. Maar vanuit die rol kunnen accountants ook organisaties stimuleren om naar de lange termijn risico's en kansen te kijken. Deze raken vaak de thema's van de SDG's.”
Bedrijven die zijn opgenomen in de beursindex FTSE100 worden mogelijk geconfronteerd met een gezamenlijk verlies van $ 1,6 trillion (€1,6 biljoen) aan marktkapitaal als ze bij hun besluitvorming niet uitgaan van de natural capital benadering. Dat is een conclusie van nieuw onderzoek door de Britse Natural Capital Finance Alliance (NCFA). Critici stellen echter dat deze methode ons de planeet kan kosten.
De NCFA heeft een nieuw digitaal hulpmiddel ontwikkeld dat een geldwaarde toekent aan natuurlijke hulpbronnen. Daarmee kunnen investeerders zien in hoeverre de bedrijven aan wie zij lenen of waarin ze investeren, afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen zoals bossen, oceanen en schone lucht.
De NCFA is een gezamenlijk initiatief van het UN Environment Programme Finance Initiative en non-profit Global Canopy. Het heeft de technologie gebruikt om te analyseren hoeveel FTSE100-bedrijven kunnen verliezen als ze hun huidige negatieve effecten op natuurlijke hulpbronnen en de planeet voortzetten.
Van de 18 sectoren die deel uitmaken van de FTSE100, zijn er 13 betrokken bij productieprocessen die in hoge mate afhankelijk zijn van natuurlijke bronnen. De sectoren omvatten olie en gas, landbouw, aquacultuur en bosproducten.
Om dit risico te beperken, roept de NCFA bedrijven op om ecosysteemgericht management te integreren in de economische besluitvorming door een financiële waarde toe te kennen aan natuurlijke hulpbronnen. De organisatie moedigt beleggers ook aan om hun nieuwe tool, ENCORE, te gebruiken om beter geïnformeerde beslissingen te nemen over waar ze willen investeren.
Maar: veel natuurlijk kapitaal is onvervangbaar
Het totale natuurlijke kapitaal van de wereld werd in 2010 gewaardeerd op £ 53 biljoen door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, en sindsdien zijn er talloze rapporten verschenen die de potentiële voordelen van een natuurlijke kapitaalbenadering laten zien.
Toch is er ook stevige kritiek op de benadering. Sommige experts hebben gesuggereerd dat boekhouden met natuurlijk kapitaal een ramp kan zijn voor duurzaamheid en een ineffectieve manier om de financiële gemeenschap te betrekken bij milieukwesties. Immers, door er een prijs aan te koppelen wordt de suggestie gewekt dat de natuur naar believen kan worden gebruikt zolang er maar wordt betaald.
Maar in tegenstelling tot gangbare producten wordt er lang niet voor alle bronnen nieuwe natuur geproduceerd om de geconsumeerde natuur te vervangen. Voor gekapte bomen kun je nieuwe planten. Maar daarmee komt het unieke ecosysteem van een oerbos en de intrinsieke waarden die het vertegenwoordigt niet terug. En welke prijs ken je toe aan iets dat onvervangbaar is? Je kan dus ook zeggen: De natuur in geld uitdrukken kan ons de planeet gaan kosten.
Bedrijven moeten een minder afwachtende houding aannemen als het gaat om verduurzaming. Bovendien moeten organisaties veel meer inzetten op het uitwisselen van kennis en best practices. Met die boodschap wil Geanne van Arkel, de recent uitgeroepen MVO-manager van het jaar 2018, het Nederlandse bedrijfsleven wakker schudden. Volgens haar wachten veel bedrijven nog te veel op initiatieven van de overheid. “Overheidsmaatregelen mogen niet de drijvende kracht zijn om duurzamer te willen worden.”
Van Arkel, Head of Sustainable Development bij Interface, werd vorige week tot MVO-manager van het jaar gekozen. In die hoedanigheid mocht ze maandag de AEX-beurs openen. Ze greep de gelegenheid aan bedrijven op te roepen en te inspireren om concreet aan de slag te gaan met duurzame maatregelen.
Overheid niet de ‘driver’
“Op het gebied van duurzaamheid moeten we niet op elkaar gaan wachten. Natuurlijk kan de overheid wel zaken versnellen, door bijvoorbeeld de belasting op arbeid te verschuiven naar grondstoffen”, zegt Van Arkel. “Maar het nog ontbreken van nieuwe wet- en regelgeving mag voor organisaties geen reden zijn voor passiviteit.”
Van Arkel gaf de afgelopen jaren zelf het goede voorbeeld. De jury van de verkiezing prees haar inzet op dit gebied. In haar rol als ‘duurzaamheidsambassadeur’ heeft ze niet alleen binnen de eigen organisatie, maar ook bij andere bedrijven het onderwerp hoog op de agenda gekregen. Door anderen te enthousiasmeren over het onderwerp, maar ook door concreet de samenwerking op te zoeken met organisaties binnen én buiten de eigen sector.
Herstellende bijdrage
Het mes snijdt aan twee kanten. Haar eigen werkgever Interface laat zien dat duurzaamheid hand in hand gaat met een gezond verdienmodel. De producent van tapijttegels zet met zijn missie ‘Climate Take Back’ in op het leveren van een herstellende bijdrage aan natuur en maatschappij. Tegelijkertijd bespaart het dankzij op de natuur geïnspireerde processen en gesloten grondstofketens jaarlijks miljoenen euro’s. “We willen met onze rendabele duurzaamheidsmaatregelen dan ook andere organisaties inspireren en aansporen hetzelfde te doen. Het ongedaan maken van klimaatverandering kunnen we niet alleen.”
Uit de groene bubbel
Volgens Van Arkel is het voor het realiseren van die missie belangrijk buiten de eigen kring te opereren. “In veel ketens en sectoren gebeurt op het gebied van circulaire economie al heel veel. Maar er wordt nog te weinig samengewerkt met andere takken van sport. Duurzaamheidsmanagers zitten bovendien vaak in een ‘groene bubbel’. Zij moeten daaruit durven stappen en de taal gaan spreken van mensen die een duurzamere wereld niet per se als topprioriteit hebben.”
Daarnaast moeten organisaties volgens haar veel meer inzetten op kennisdeling. “Niemand concurreert op duurzaamheid. Toch houden organisaties hun kaarten op dit gebied nog dicht tegen de borst. Samenwerken betekent dat je deelt wat goed werkt, maar ook open durft te zijn over maatregelen die niet het gewenste effect bereikten. Op die manier komen we samen sneller tot duurzame innovaties en bedrijfsmodellen. Daar heeft uiteindelijk iedereen belang bij.”
Kantoren mogen vanaf 1 januari 2023 alleen worden gebruikt, als zij energielabel C of hoger hebben. Dit komt overeen met een energie-index (EI) van 1,3 of beter. De verplichting is het gevolg van de wijziging van het Bouwbesluit 2012, gepubliceerd op 2 november 2018. Dat meldt RVO.
Een energielabel laat zien hoe energiezuinig een gebouw is. Het verplichte energielabel C geldt voor kantoren met ten minste 100 m2 oppervlakte. Zowel kantoren in combinatiegebouwen als afzonderlijke kantoren hebben een labelplicht. Hoe het eigendom verdeeld is, maakt daarbij niet uit.
De labelplicht geldt voor het hele kantooroppervlak. Nevenfuncties, zoals vergaderzalen of een bedrijfsrestaurant, tellen ook mee. De labelplicht geldt niet als de nevenfuncties meer dan de helft van het totale kantooroppervlak beslaan.
Handhaving
Kantoorgebouwen die op 1 januari 2023 geen label C hebben, mogen niet worden gebruikt. De gemeente handhaaft de verplichting. Als de labelplicht wordt overtreden, kan de gemeente kiezen voor een waarschuwing. De gebouweigenaar kan dan alsnog aan de verplichting te voldoen. Maar maatregelen kunnen strenger zijn. Denk aan een last onder dwangsom of zelfs het sluiten van het gebouw.
Energiemaatregelen
Als gebouweigenaar kunt u vaak met relatief eenvoudige maatregelen voldoen aan de energielabel C-verplichting. Het kan gaan om zogeheten ‘no-regret’-aanpassingen. U houdt met uw aanpassingen rekening met verdergaande maatregelen in de toekomst. Handig is om energiemaatregelen te combineren met bijvoorbeeld gepland onderhoud.
De maatregelen kunt u ook snel terugverdienen door de energie die u ermee bespaart. Hebben maatregelen een langere terugverdientijd dan 10 jaar, dan hoeft u die niet te nemen.
Verwachten consumenten dat bedrijven meer doen dan een mooi product of een goede dienst leveren tegen een redelijke prijs? En willen zij dat bedrijven ook actief werken aan een ‘betere wereld’? Motivaction onderzoekt sinds 2009 met de Maatschappelijk Imago Monitor (MIM) in hoeverre consumenten vinden dat bedrijven zich maatschappelijk verantwoord moeten gedragen. Het beeld is duidelijk: de overgrote meerderheid vindt het belangrijk dat bedrijven goed zijn voor mens, maatschappij en milieu. In 2009 vond 74% dit, in 2018 is dit opgelopen tot 81%.
Terugtredende overheid versterkt vraag naar maatschappelijke voelsprieten
Consumenten vinden dat de overheid er nog net iets vaker dan het bedrijfsleven verantwoordelijk voor is dat het goed gaat met mens, maatschappij en milieu. Maar omdat de overheid zich in steeds meer sectoren terugtrekt (zoals bij zorg, energie, vervoer, post en telecom) zien burgers een grotere maatschappelijke rol voor bedrijven ontstaan. Uit de MIM 2018 blijkt dat ruim de helft vindt dat bedrijven meer maatschappelijke taken moeten vervullen omdat de overheid zich steeds verder terugtrekt; in 2009 vond nog maar zo’n vier op de tien dat. En de helft vindt dat de overheid maatschappelijke verantwoordelijkheid wettelijk moet afdwingen, als bedrijven dit zelf niet nemen.
Bedrijfsleven scoort maar een magere voldoende
Hoe is het nu gesteld met die maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven volgens consumenten? Het Nederlandse bedrijfsleven krijgt in 2018 van consumenten een 6,2 als rapportcijfer. De 30 grootste Nederlandse bedrijven krijgen zelfs maar een 5,9. Supermarkten doen het gemiddeld wat beter, brandstofleveranciers en fastfoodketens veel slechter. Niet alle bedrijven doen het zo matig. Met name onder bedrijven die zich nadrukkelijk als duurzaam profileren zijn er positieve uitschieters, zoals Triodos Bank, ASN Bank, Greenchoice, Tesla, Ekoplaza, Philips en Friesland Campina.
Gebrek aan ethisch besef en betrokkenheid bij de omgeving
Tien jaar MIM geeft een goed beeld van de belangrijkste redenen waarom consumenten kritisch zijn over de maatschappelijke prestaties van bedrijven. Een belangrijke onvrede betreft de interne cultuur van bedrijven: consumenten hebben het gevoel dat managers vaak oneerlijk en hebzuchtig zijn. Verder tonen bedrijven te weinig ecologisch bewustzijn (zorg voor natuur, milieu en klimaat), gezondheidsbewustzijn (ongezonde consumentenproducten) en betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving.
Maatschappelijke rol maakt aantrekkelijker
Consumenten kunnen dan wel kritisch zijn over bedrijven, maar handelen ze daar ook naar? De metingen van de MIM geven daar wel indicaties voor. De meeste consumenten zeggen bij het kopen van producten of diensten te letten op de impact op mens, maatschappij en milieu: de helft let hier enigszins op en bijna een derde in grote mate. Bijna alle consumenten zouden vaker duurzame producten en diensten willen kopen, vooral als die betaalbaarder zijn. Een derde heeft het afgelopen jaar wel eens een product vervangen of niet gekocht omdat het niet duurzaam genoeg was. Ook in werkgeverschap speelt het maatschappelijk profiel van een bedrijf een grote rol: voor de meesten maakt een goed profiel een bedrijf aantrekkelijker als werkplek en voor meer dan een derde zelfs in grote mate.
Maatschappelijke initiatieven van bedrijven vaak positief ontvangen
Consumenten verwachten dat bedrijven op twee manieren meer maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Ten eerste door hun primaire proces - de manier waarop producten en diensten tot stand komen - duurzamer te maken. Ten tweede door proactief bij te dragen aan het oplossen van problemen voor mens, maatschappij en milieu buiten het bedrijf. Voorbeelden van dergelijke maatschappelijke initiatieven die consumenten positief waarderen zijn Streetwise van ANWB, het KPN Mooiste Contact Fonds en Naar een toekomst zonder dementie van PGGM. Ook blijkt dat consumenten door dergelijke initiatieven positiever gaan denken over deze bedrijven.
Per 1 november 2018 zijn de landelijke criteria voor maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) beschikbaar via een gebruiksvriendelijke webtool mvicriteria.nl.
Inkopers kunnen in deze tool eenvoudig de voor hen relevante criteria selecteren. De tool geeft criteria op drie ambitieniveaus, zodat inkopers en opdrachtgevers zo goed mogelijk en zo duurzaam mogelijk kunnen gaan inkopen. De tool is ontwikkeld door Royal HaskoningDHV, CE Delft en Swis in opdracht van Rijkswaterstaat, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Inkoopcriteria
Het Rijk stelt al jaren inkoopcriteria beschikbaar voor het doen van milieuvriendelijke, klimaatvriendelijke en sociaal duurzame inkopen. Deze worden veelvuldig gebruikt door alle overheden, waarmee we samen ons land steeds een stukje duurzamer maken. Eerder dit jaar berekende het RIVM nog dat met MVI alleen al door 8 gemeten productgroepen bijna 5 megaton CO2 werd bespaard gedurende de looptijd van de contracten. De MVI-criteriatool bevat inkoopcriteria voor 45 productgroepen en sluit goed aan bij het kabinetsbeleid om de inkoopkracht van overheden te benutten voor de duurzame transitie van Nederland. De Rijksoverheid heeft zich er aan gecommitteerd om altijd gebruik te maken van deze criteria. De criteria worden jaarlijks geactualiseerd en waar mogelijk verder aangescherpt.
Gebruiksgemak MVI-criteriatool
Tot voor kort waren de criteria beschikbaar in pdf-documenten per productcategorie, via de website van PIANOo. Om het gebruiksgemak te verbeteren, is de MVI-criteriatool ontworpen. Met deze tool kunnen inkopers zoeken op trefwoord, CPV-code of cluster en vervolgens eenvoudig selecteren welke onderdelen van belang zijn voor hun aanbesteding, waarna ze direct de relevante criteria op het gewenste ambitieniveau kunnen aanklikken.
Effect op duurzaamheid
De MVI-criteriatool ondersteunt bij maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). Dit betekent dat, naast op de prijs van de producten, diensten of werken ook wordt gestuurd op de effecten op duurzaamheid: milieu, klimaat, circulariteit en sociale aspecten. Duurzaamheid is onderdeel van alle grote projecten die Rijkswaterstaat op de markt zet en van de relevante aanbestedingen van de Rijksoverheid. In de voorbereiding brengen we de duurzaamheidskansen in beeld en dagen we via de criteria de markt uit om met duurzame oplossingen te komen. De komende jaren zullen de ambitieniveaus geleidelijk aan steeds bijgesteld worden en komt de lat steeds hoger te liggen De milieucriteriadocumenten van 2017 en eerder blijven beschikbaar op de website van PIANOo.
Ondernemen is populair als nooit tevoren. Of dat nu komt door de druk van een steeds verder flexibiliserende arbeidsmarkt of door de begeestering van de millennial-generatie, je ziet een toenemende stroom van mensen die zelf het heft in handen nemen om in hun levensonderhoud te voorzien.
Maar steeds minder lijkt snel rijk worden het voornaamste doel. Impact maken, een betekenisvolle bijdrage aan de maatschappij leveren, wordt dat des te meer. In wat de nieuwe economie wordt genoemd kom je echter beide varianten van ondernemers tegen. Soms gehuld in de schaapskleren van de wolf.
Als de term nieuwe economie zo tweeledig wordt gebruikt, hoe herken je dan het verschil?
Echt nieuwe ondernemers kijken niet alleen naar geld als doel. Ze willen een positieve impact maken op de samenleving door zich op meervoudige waarden te richten. Ze willen bijdragen aan een beter klimaat, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zinvol werk verschaffen, voedselverspilling tegengaan.
De andere groep bestaat vooral uit ondernemers die nieuwe technologie toepassen om op een ouderwetse manier snel (schat)rijk te worden. Denk aan bedrijven als Uber, AirBnB, Amazon. Je herkent ze aan aanhoudende publiciteit die vooral gaat over hun financiële prestaties of perikelen en vaak genoeg ook over schandalen in de organisatie zelf en hoe ze met hun medewerkers omgaan. Nieuwe tech op basis van oude algoritmes dus.
Wij praten over nieuwe economie en het nieuwe ondernemen als dat gericht is op het realiseren van meervoudige waarden, en geld een middel is om die doelen te bereiken.
Impact maken
In de nieuwe economie wil elke organisatie impact maken. Van Dale houdt het bij invloed uitoefenen. Waarop of op wie is soms niet meteen duidelijk. Ondertussen maken steeds meer adviseurs zich op om die impact te meten.
Avance Impact, Social Enterprise NL en Impact Centre Erasmus hebben een leidraad voor het meten van impact ontwikkeld in de vorm van het Impactpad. Daarin wordt gesteld dat “de impact van je onderneming bestaat uit de effecten die aan de activiteiten van jouw onderneming toegeschreven kunnen worden. Deze effecten kunnen zowel positief als negatief, bedoeld of onbedoeld en direct of indirect zijn.”
Het Impactpad is ontwikkeld voor sociale ondernemingen, die als doel hebben om een maatschappelijk probleem op te lossen. Daarvan bestaan er inmiddels ongeveer 6000 van in Nederland, voor het merendeel zijn ze nog (heel) klein. Ze vervullen vooral een gids- en voorbeeldfunctie.
Iedereen heeft impact
Volgens de definitie van het Impactpad heeft elke organisatie impact. Waar het nieuwe ondernemen vooral verandering in wil brengen is de onbedoelde en vooral negatieve impact, die traditioneel ondernemen vaak veroorzaakt en die zich onder andere uit in klimaatverandering, milieuvervuiling, sociale ongelijkheid en economische crisis.
Een instrument dat de impact meet van een kleine voorbeeldgroep van ondernemers die expliciet goed willen doen is dan ontoereikend. Meer effect zou een aanpak sorteren die de 1,6 miljoen overige ondernemers in Nederland helpt om duurzamer te ondernemen en hun vooruitgang te monitoren.
Sociale ondernemers zijn zich immers al bewust van de meervoudige waarden die ze met hun activiteiten willen vervullen en geld is daar dienstbaar aan, maar geen doel meer. Traditionele ondernemers moeten die stap nog zetten en hebben daar andere vormen van hulp bij nodig.
Eerst meervoudige waarden in beeld brengen
Veel grote bedrijven en een kopgroep van de traditionele MKB-ondernemers zijn actief met MVO, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Onder die term valt een breed scala aan activiteiten die op verschillende manieren bijdragen aan de verduurzaming van organisaties. De mate van duurzaamheid varieert van uitsluitend voldoen aan wettelijke verplichtingen tot vooroplopen met duurzame producten en diensten. Maar ook het gemeenschappelijke doel van MVO is economische groei en financiële winst, zij het met zo min mogelijk schade aan mens en planeet. Ongeveer 2000 bedrijven doen dit in georganiseerd verband.
In het kader van MVO is een groot instrumentarium ontwikkeld aan managementmethoden en certificeringen die organisaties kunnen helpen om duurzamer te worden. Grote bedrijven kunnen daar prima mee uit de voeten en conformeren zich aan internationale standaarden als ISO en GRI. Voor kleinere organisaties is het echter lastig om overzicht te houden op de mogelijkheden en de specifieke kenmerken van elk instrument en om daaruit een goede keuze te maken. Bovendien ontberen ze vaak de menskracht om deze complexe trajecten uit te voeren.
Voor deze ondernemers (en ook bestuurders van instellingen en overheden) is allereerst van belang om inzicht te krijgen in het principe van ondernemen dat uitgaat van meervoudige waarden, om zich te kunnen verbinden met de waarden die voor hun organisatie relevant zijn. Pas wanneer die waarden helder in beeld en omarmd zijn kan een structureel proces van verduurzaming, meten en zichtbaar maken van de vooruitgang worden ingezet. Vervolgens kan van dat proces ook de impact worden gemeten.
De Nederlandse social enterprise sector was zeer beperkt van omvang en niet als zodanig werd herkend. Nu heeft deze zich ontwikkeld tot een sector met eigen boegbeelden die groeit en bloeit. Na een periode van voorbereiden en pionieren, bevindt de sector zich nu in de ontwikkelingsfase waarbij nog veel ruimte is voor groei en professionalisering.
Accountants- en adviesbureau PwC ondersteunt al vanaf 2012 de social enterprise sector met haar kennis en expertise en heeft door middel van interviews met 40 sociaal ondernemers en experts onderzocht welke factoren bijdragen aan die groei. Dit onderzoek heeft PwC gebundeld in een uniek rapport met daarin zeven geleerde lessen. Deze publicatie werd gepresenteerd tijdens de jaarlijkse Social Capital Markets (SOCAP) conferentie, een driedaags internationaal evenement in San Francisco waar duizenden sociaal ondernemers en impactinvesteerders samenkomen.
In Nederland winnen sociale ondernemingen in rap tempo terrein. ‘Dat komt onder andere omdat zij op eigen initiatief met elkaar een geïntegreerd ecosysteem hebben opgebouwd’, zegt Renate de Lange, bestuurslid van PwC en verantwoordelijk voor Corporate Responsibility. Een van de geleerde lessen is dat de ondernemers zich verenigen op eigen initiatief, oftewel bottom-up. Ook delen zij kennis en ervaringen en bouwen zo samen een eigen ecosysteem. In fases betrekken zij steeds meer partijen, zoals netwerken en platforms, lokale overheden, bedrijfsleven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, financiers en consumenten.
Zo krijgt de sector toegang tot essentiële zaken als ondersteuning, training en coaching, financiering en netwerken. ‘De social enterprise sector heeft zich internationaal opgewerkt van de achterhoede naar een koploperpositie’, zegt Willemijn Verloop, oprichter van Social Enterprise NL en Social Impact Ventures. ‘Inmiddels merk ik dat andere landen naar ons beginnen te kijken. Ik hoop dat de professionalisering en de groei van de Nederlandse social enterprises doorzet en dat we over een paar jaar nog beter in staat zijn om onze succesfactoren en best practices te delen met het buitenland.’
Met dit onderzoek wil PwC de Nederlandse kennis en inzichten delen en andere landen en organisaties inspireren. Benieuwd naar alle geleerde lessen uit Nederland? Lees hier de publicatie.
De bereidheid van consumenten extra te betalen voor duurzame producten stijgt voor het tweede achtereenvolgend jaar: 36% van de Nederlandse consumenten is daartoe bereid. Tegelijkertijd stijgt ook de scepsis: 43% wantrouwt claims over duurzaamheid of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat blijkt uit Dossier Duurzaam 2018, het jaarlijkse marktonderzoek van b-open en GfK.
Bijna de helft van de Nederlanders (46%) geeft aan dat het duurzame of maatschappelijk verantwoordelijke aspecten belangrijk vindt bij de aanschaf van producten en diensten. In sectoren met een hoge milieu-impact en waar duurzaamheid directe voordelen voor de consument biedt (bijvoorbeeld in kosten of gezondheid), ligt dit aandeel hoger. Voor energie, witgoed en verschillende foodcategorieën bedraagt het zelfs meer dan 60%.
Aantrekkelijkheid
Gaf in 2016 nog 29% van de ondervraagden aan dat ze bereid zijn extra te betalen voor duurzaamheid, in 2017 was dat 32% en dit jaar stijgt het naar 36%. Als consumenten duurzame producten of activiteiten van een bedrijf aansprekend vinden, geeft zelfs vier van de vijf aan dat er bereidheid is daarvoor ook iets meer te betalen: gemiddeld 14 tot 22%. “De grotere bereidheid extra te betalen illustreert dat mensen positiever staan ten aanzien van duurzaamheid. Mensen willen consumeren zonder schuldgevoel. Maar ook de toegenomen kwaliteit van duurzame producten speelt daarbij een rol. De economische groei geeft mensen bovendien meer financiële armslag,” aldus Annemarie Perquin van GfK.
Verankeren
Ondanks de toegenomen bereidheid extra te betalen voor duurzaamheid, is het wantrouwen ten aanzien van duurzaamheidsclaims, nadat het enkele jaren was gedaald, weer gestegen van 39% naar 43%. Bart Brüggenwirth van b-open stelt dat de consument kritischer is geworden en gevoeliger voor een groen sausje of loze beloftes: “Het spreekt consumenten meer aan dat een bedrijf duurzaamheid goed verankert in zijn core business en producten dan dat het een maatschappelijk doel sponsort of consumenten aanspoort tot een duurzamere levensstijl.”
Nederland wordt groener
De groep consumenten met een positieve basishouding ten aanzien van duurzaamheid is de afgelopen jaren in omvang toegenomen. Ook dit jaar neemt die weer verder toe: van 59% naar 63%.
Tegen 2025 bestaat de Nederlandse beroepsbevolking voor zeker de helft uit millennials. Die kopen bij voorkeur van bedrijven die een maatschappelijk doel hebben dat verder gaat dan de eigen bedrijfsresultaten. Met de traditionele MVO-benadering kom je bij die groeiende groep niet meer in beeld. Hoe dan wel?
Een recent rapport van communicatiebureau FleishmanHillard Fishburn (FHF) onthulde dat 93% van de millenniumgeneratie wil kopen van bedrijven die doelgericht, duurzaam en milieubewust zijn. In een paneldiscussie werden de resultaten verder belicht.
Infographic FHF onderzoek. Klik voor grotere afbeelding.
De uitkomsten komen overeen met eerder onderzoek van Deloitte uit 2016, waarin 56% van de millennials aangaven bedrijven die niet duurzaam opereren van hun boodschappenlijsten te schrappen. Maar liefst 49% van hen weigert te werken voor bedrijven die indruisen tegen hun persoonlijke ethiek.
Hoewel deze trends alleen maar een goede zaak kunnen zijn voor de wereldwijde agenda voor duurzaam ondernemen, kunnen ze al snel problemen opleveren voor bedrijven die hun MVO-aanpak in het tijdperk van sociale media niet hebben vernieuwd.
Millennials verwachten meer dan hun voorgangers, de generatie van babyboomers, dat bedrijven op een manier werken die de maatschappij en het milieu ten goede komt. Ze verwachten een holistische, integrale duurzame aanpak van bedrijven, geen laagje MVO-vernis. Wie dat niet kan bieden verdwijnt uit beeld.
Bovendien vraagt deze generatie meestal om actie om de maatschappij en het milieu onmiddellijk te verbeteren, en niet om duurzaamheid uitsluitend als een onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering.
MVO: fouten wegpoetsen
Een beeld van MVO dat bij jongeren leeft is best te omschrijven als "iets dat bedrijven doen als ze een misstap proberen het recht te zetten, met de verwachting dat ze een extra bonus krijgen".
Als merken de loyaliteit van jonge consumenten willen verdienen, moeten ze dus verder gaan dan acties die alleen hun eigen winst ten goede komen. Ze zullen hun klanten moeten inspireren die sociale en ecologische verandering willen.
De potentiële voordelen van verder gaan dan traditioneel MVO en gericht werken aan een holistische merk kunnen groot zijn. Dat laat een voorbeeld van duurzame mode-leider Patagonia zien: deze verdubbelde de omzet in 2010 tot $ 800 miljoen na de belofte om alle Black Friday-omzet aan milieu- en goede doelen weg te geven. Op de dag dat deze toezegging werd gedaan, haalde het bedrijf naar verluidt $ 10 miljoen op en haalde 24.000 nieuwe klanten binnen.
Sociale- en milieu-impact meten
Het onderzoek van FHF laat ook zien dat 87% van de millennials vindt dat het succes van een bedrijf moet worden gemeten in termen van de sociale en milieu-impact, naast haar financiële prestaties. Alle signalen wijzen erop dat bedrijven die deze richting niet oppakken, snel achterop zullen raken.
De ChristenUnie heeft een Initiatiefnota genaamd Ondernemen met een maatschappelijke missie ingediend. Hierin pleit Tweede Kamerlid Eppo Bruins voor een passende juridische positie voor sociale ondernemingen zodat zij hun maatschappelijke missie op een heldere en stevige manier kunnen vastleggen.
Sociale ondernemingen, zoals Fairphone, The Colour Kitchen en Kromkommer, zijn bedrijven primair met een maatschappelijke missie. Het grootste deel van deze bedrijven opereert vanuit een B.V., maar deze weerspiegelt hun maatschappelijke motivatie niet en biedt stakeholders zoals overheden en financiers geen garantie dat de missie voorop blijft staan. De stichting is niet geschikt om te ondernemen. Daarom pleit Bruins (ChristenUnie) voor de introductie van de B.V.m, een maatschappelijke status voor Besloten Vennootschappen.
Social Enterprise NL is positief over de Initiatiefnota, directeur en bestuursvoorzitter Mark Hillen: “Dit is een belangrijke stap voor de ontwikkeling van sociaal ondernemerschap in Nederland. Sociaal ondernemers willen hun maatschappelijke missie uitdragen en vastleggen en de voorstellen in de Initiatiefnota zijn een stap in de goede richting.“ Ook sociaal ondernemers reageren positief op de Initiatiefnota. Eva Gouwens, Managing Director Fairphone: “De initiatiefnota is een belangrijke stap om sociaal ondernemerschap te bevorderen en een duidelijk signaal naar buiten dat duurzame bedrijfsvoering mogelijk en wenselijk is.” Joske Paumen, voormalig directeur van The Colour Kitchen: “Idealiter kiezen wij voor de B.V.m. Transparanter en minder administratieve lasten.”
Paradoxen zie je regelmatig in de wereld van sociologie en economie en zelfs in natuur- en scheikunde. Ook bij duurzaamheid komen paradoxen voor. Tal Daniel deed aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar de zogenaamde “attitude-behavior gap” in duurzame consumptie. In gewoon Nederlands: veel mensen beweren duurzaam te willen consumeren, maar er in de praktijk komen ze er niet zo vaak aan toe. Hoe komt dat?
Te duur
Dit argument is wel te verwachten. Meerdere wetenschappelijke studies hebben al laten zien dat de hogere prijs van duurzame producten een grote factor is die meespeelt in het minder consumeren ervan. Mijn eigen onderzoek toont dat nog een keer aan.
Tweedeling
Het lijkt misschien voor de hand te liggen, maar toch is het opmerkelijk. Er bestaat namelijk echt onderscheid tussen duurzame en niet-duurzame consumenten. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen deze twee groepen in een sociologische context. Wat je niet kunt doen is deze twee groepen definiëren op basis van socio demografische gegevens zoals afkomst, educatie, inkomen, hobbies etc. Vele studies hebben dit al geprobeerd maar de uitkomsten wijken vaak erg van elkaar af. Maar welke interactie vindt er nu precies plaats tussen deze twee groepen en wat voor impact heeft dit op duurzame consumptie?
Moreel Superieur Gedrag
Moreel superieur gedrag is een redelijk complex sociologisch fenomeen wat zich niet eenvoudig laat onderzoeken. Wel heb ik in mijn onderzoek een begin kunnen maken met een statistisch onderzoek. Dat laat zien dat de niet duurzame groep consumenten de duurzame groep soms associeert met moreel superieur gedrag. Niet-duurzamen kunnen bewust of onbewust het gevoel hebben dat duurzame consumenten een oordeel hebben over het feit dat ze niet duurzaam consumeren en dat ze zich daardoor verheven voelen over de niet duurzame consument. Dat blijkt vervolgens een negatieve impact te hebben op het duurzame koopgedrag van de niet-duurzame consument. Er is een statistisch verband gevonden tussen moreel superieur gedrag van de duurzame consumenten groep en minder duurzame consumptie onder niet-duurzame consumenten.
Pretentiousness
Pretentiousness (opscheppen) is vergelijkbaar met moreel superieur gedrag. Sommige mensen vinden het fijn om op te scheppen over hun duurzame aankopen, terwijl ze misschien maar zelden iets duurzaams kopen. In de ogen van de niet-duurzame consument is dat gedrag echter irritant. Ook hier is een statistisch verband gevonden tussen pretentiousness en minder duurzame consumptie onder niet-duurzame consumenten.
Duurzaamheid paradox
Zo ontstaat het beeld van een duurzaamheid paradox: duurzame consumenten willen graag dat iedereen duurzaam consumeert omdat het goed is voor de aarde en de samenleving. Maar het uitdragen van die boodschap werkt vaak juist averechts. De groep niet-duurzame consumenten voelt zich beoordeeld en zelfs een beetje bedreigd als groep. Zo ontstaat rivaliteit en irritatie als groepen niet samen constructief werken aan een gezamenlijk doel.
Marketing
Ook op duurzame bedrijven heeft deze bevinding impact. Als je als bedrijf ook de niet-duurzame consument wilt bereiken, pas dan op dat je niet moreel superieur of pretentious overkomt. Geef aan wat er daadwerkelijk goed is aan jouw product of dienst en wat het uniek maakt. En als extra kan je benoemen dat het ook nog eens duurzaam is.
Natuurlijk is het goed als je als duurzame consument pleit voor duurzame consumptie, het zelf ook daadwerkelijk doet en mensen een steuntje in de rug geeft om het ook te doen. Maar als je het te extreem doet, creëer je juist het tegenovergestelde
Dit onderzoek is voornamelijk uitgevoerd onder studenten van de Universiteit van Utrecht. In vervolgonderzoeken zal op een representatieve steekproef van de samenleving worden gebaseerd. Dit zal naar verwachting sterkere statistische verbanden laten zien
Tal Daniel
MSc. Business Development and Entrepreneurship Universiteit Utrecht & Founder Sociii.
Het is misschien wel het bekendste concept in duurzaamheid, de 3 P’s van People, Planet, Profit. Nu wordt het door haar eigen bedenker teruggenomen. Voor zover dat nog kan natuurlijk, want hoe haal je de melk weer uit een cappuccino?
John Elkington bedacht zijn Triple Bottom Line (TBL) idee, waar de drie P’s uit voortkomen, bijna 25 jaar geleden, in 1994. Die aankomende verjaardag was voor hem reden om zijn idee nog maar eens tegen het licht te houden. En wat hij zag beviel hem niet meer, zo schrijft hij in een recent artikel in de Harvard Business Review.
Terugroepactie
Hij vergelijkt zijn terugroepactie met wat er soms in de industrie gebeurt:
“Als een industrieel product zoals een auto faalt roept de fabrikant het terug, test het en brengt het zo nodig opnieuw uit. In het geval dat fabrikanten onvoorzichtig zijn, voeren overheden periodieke verkeersveiligheidstests uit."
"Managementconcepten werken daarentegen in slecht gereguleerde omgevingen waar missers vaak onder het tapijt van bestuurskamers of faculteiten terecht komen. Maar slechte managementsystemen kunnen levens … in gevaar brengen. Ze kunnen ook hele bedrijven en sectoren in gevaar brengen.”
Triple Bottom Line
Voor wie er niet mee vertrouwd is: de triple bottom line is een duurzaamheidconcept dat de sociale, ecologische en economische impact van een bedrijf onderzoekt, in plaats van alleen financieel resultaat. Maar succes of falen in duurzaamheid kan niet alleen in termen van winst en verlies worden gemeten. Het moet ook gemeten worden in termen van het welzijn van miljarden mensen en de gezondheid van onze planeet. En dat gebeurt nog niet of nauwelijks. Hoewel er successen zijn geboekt, worden ons klimaat, watervoorraden, oceanen, bossen, bodems en biodiversiteit steeds meer bedreigd.
Samen met varianten die er uit voort zijn gekomen is het 3P-concept vastgelegd en verwaterd door accountants en rapporterende adviseurs, stelt Elkington. Er worden elk jaar duizenden TBL-rapporten geproduceerd, hoewel het verre van duidelijk is dat de resulterende gegevens bestuurders en beleidsmakers echt helpen om de systemische effecten van menselijke activiteiten te volgen, te begrijpen en te beheren.
Er is een wildgroei ontstaan aan systemen die vaak vooral een alibi aan bedrijven bieden om niet duurzamer te handelen. Immers, de financiële voordelen van dergelijke acties kunnen vaak niet worden aangetoond, of ze blijken juist duurder. En een duidelijke benchmark voor de impact van niet-financiële waarden werd niet of nauwelijks gebruikt, als die al bestond.
Via Felber en Raworth
Tot zover John Elkington. Soms hangen ontwikkelingen in de lucht. Precies een jaar voordat Elkington zijn artikel publiceerde maakte ik kennis met de ideeën van Christian Felber en Kate Raworth. Zij omarmen net dat evenwicht tussen economische, ecologische en bestuurlijke waarden waar ook Elkington zo naar verlangt. De kunst is nu om die meervoudige, niet-financiële waarden, zichtbaar en vergelijkbaar te maken.
In de afgelopen negen maanden heb ik samen met Elisabeth Rijpkema gewerkt aan een raamwerk dat precies dat als resultaat voor ogen heeft: het zichtbaar maken van meervoudige, maatschappelijke waarde zodat je die kan meten en vergelijken. Meten, om vooral de voortgang in de tijd van je inspanningen richting duurzaamheid te kunnen volgen, en vergelijken om niet alleen van financiële resultaten afhankelijk te zijn als het gaat om de totale waardebepaling van je organisatie en haar impact.
Tegelijk brengen we het (nog steeds groeiende) landschap aan bestaande methodieken, instrumenten en certificaten in beeld zodat we ondernemers en bestuurders kunnen helpen om de juiste keuze te maken bij de uitvoering van hun duurzame voornemens. We hoeven ten slotte niet nog een keer het wiel uit te vinden, wielen genoeg om uit te kiezen.
Maatschappelijk relevant
Elkington besluit zijn bijdrage met de opmerking dat hij hoopt dat er nu een daadwerkelijke drievoudige helix ontstaat als symbool voor een evenwichtige duurzame ontwikkeling. Dat zou hij willen zien als de start van “het kapitalisme van morgen”.
Daar neem ik toch wat afstand van. Was het niet juist het kapitalisme dat ons tot hier heeft gebracht? En hoewel ik best mee kan gaan in de mogelijkheden voor vormen van ecologisch of natuurlijk kapitalisme lijkt het me verstandig om ook na te denken over een nieuwe term. Als we het anders willen gaan doen willen we niet telkens weer herinnerd worden aan de fouten uit het verleden als die besloten liggen in een begrip. We willen uitdragen waar we voor staan. De collectieve uitdaging en gezamenlijke verantwoordelijkheid verwoorden. Maatschappelijk relevant zijn. We speken er ongetwijfeld nog over.
Ruim de helft van de Nederlandse bedrijven is actief met verduurzaming, maar kennis en tijd schieten vaak tekort. Dit blijkt uit een onderzoek dat GFK in opdracht van ABN AMRO Commercial Banking heeft verricht onder 349 Nederlandse bedrijven.ABN AMRO ondersteunt de overgang naar een duurzamere economie en wil daarom meer inzicht in hoe het Nederlandse bedrijfsleven werk maakt van duurzaamheid.
Bij net meer dan de helft van Nederlandse ondernemingen (51 procent) staat duurzaamheid nadrukkelijk op de agenda. Bijna drie op de tien bedrijven (28 procent) geeft aan maatregelen te nemen als dat echt wordt verlangd en een vijfde (20 procent) geeft aan niet of nauwelijks aan duurzaamheid te doen. In de bedrijfsvoering wordt vooral gekeken naar duurzaamheid bij het inkoopbeleid (59 procent), het efficiënt omgaan met energie in het bedrijfsgebouw (59 procent), en bij lange-termijninvesteringen (55 procent). Andere aandachtsgebieden waar duurzaamheid hoog scoort, zijn het efficiënt omgaan met grondstoffen (48 procent) en iets terug te willen doen voor anderen (42 procent).
Niet omdat het moet
Bedrijven die willen investeren in verduurzaming doen dat primair vanuit een intrinsieke motivatie (73 procent). Daarnaast speelt mee dat ondernemers de wereld goed willen achterlaten voor volgende generaties (70 procent) en op de lange termijn kosten willen besparen (55 procent). Ruim de helft van de ondernemers geeft aan wel te willen investeren, maar onvoldoende tijd en/of kennis te hebben (54 procent) of onvoldoende geld en/of personeel (46 procent) om dit te doen.
Ondernemers willen duurzame bank
Van alle bedrijven werkt 47 procent bij voorkeur of zelfs uitsluitend samen met een bank die actief is op het gebied van duurzaamheid.Ondernemers vinden het vooral belangrijk dat de bank het geld duurzaam investeert (75 procent), beleid heeft voor het naleven van de mensenrechten (70 procent), en duurzame initiatieven sponsort (67 procent).
Fred Bos, Senior Managing Director Commercial Banking Clients van ABN AMRO: "Wij zien dat bank en ondernemers elkaar meer en meer vinden op het thema duurzaamheid en op dat gebied samenwerken. Circulair ondernemen en verduurzaming van vastgoed zijn kernthema's voor ABN AMRO. Op deze terreinen ondersteunen wij ondernemers met kennis, kunde en financiering en kunnen we mogelijke drempels op het vlak van tijd en geld verlagen. Zo hebben we sinds kort ook een Duurzame Investeringstool. Hiermee geven we klanten inzicht en advies over de duurzaamheid van onroerend goed en kansen tot verduurzaming".
Het grootste palmoliebedrijf van Liberia, Golden Veroleum Liberia (GVL), stapt uit een bedrijveninitiatief dat probeert de palmolie industrie te verduurzamen. Het initiatief, de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), beschuldigde GVL van landroof en intimidatie van de lokale bevolking. Hierop besloot GVL dat ze onmogelijk nog kan voldoen aan de eisen van de RSPO. De Nederlandse banken ABN AMRO en de Rabobank zijn betrokken bij palmoliebedrijf GVL. Milieudefensie roept de banken op zich terug te trekken uit de palmolie-industrie.
Rolf Schipper, campagneleider Bossen bij Milieudefensie: "Het blinde vertrouwen van Rabobank en ABN AMRO in de RSPO blijkt opnieuw onterecht. Na zes jaar getouwtrek zegt dit foute palmoliebedrijf simpelweg haar lidmaatschap op. Bewoners blijven met lege handen achter. Het is hoog tijd dat de banken zélf de verantwoordelijkheid nemen om bedrijven waarin ze geld steken te screenen op hoe hun beleid uitpakt in de praktijk. De palmolie-industrie valt dan direct door de mand, en zou geen cent van ons spaargeld meer moeten krijgen."
Betrokkenheid ABN AMRO en Rabobank
ABN AMRO en Rabobank hebben nog altijd miljoenenleningen uitstaan bij onderdelen van palmoliegigant Golden Agri - Resources (GAR). Met GVL breidt GAR nu uit naar Afrika. Samen met ING steken deze banken al jarenlang geld van hun klanten in palmoliebedrijven die het regenwoud kappen, het land stelen van de lokale bevolking en mensenrechten schenden in Azië en Afrika. Het gaat om een structureel probleem, bleek eerder deze maand uit nieuw onderzoek van Milieudefensie.
Misstanden bij palmoliebedrijf Liberia
In 2012 dienden bewoners van de Liberiaanse provincie Sinoe bij de RSPO al klachten in tegen GVL. Het bedrijf dwong bewoners hun land af te staan voor een plantage die zo groot moet worden als de provincie Overijssel. Bewoners die zich verzetten werden voor een jaar achter slot en grendel gezet. Een bewoner overleed in de cel.
Nu, zes jaar later, zijn de problemen nog altijd niet opgelost. Begin juli publiceerde Milieudefensie nieuw onderzoek naar de landroof en ontbossing door GVL in Liberia, met het rapport High Risk in the Rainforest. Begin dit jaar veroordeelde de RSPO GVL voor alle misstanden en eiste op korte termijn beterschap. GVL ging in beroep, maar verloor dat beroep afgelopen week. In reactie daarop is GVL nu - naar eigen zeggen tijdelijk - uit de RSPO gestapt. Daarmee ontloopt ze de deadlines die de RSPO haar heeft opgelegd om de misstanden op te lossen.
Oproep aan banken
Milieudefensie roept de banken op om hun financiering van foute palmoliebedrijven te stoppen. Hierin wordt Milieudefensie gesteund door duizenden Nederlanders. Sinds de start van de campagne begin juli hebben 12.000 Nederlanders in amper drie weken tijd een oproep aan de banken gestuurd via www.trekdegrens.nl.
Steeds meer mensen en organisaties raken er van overtuigd dat we met MVO, maatschappelijk verantwoord ondernemen, geen duurzaamheid bereiken. En dat onze overheid dat ook niet wil, getuige haar terughoudendheid als het om regelgeving gaat. Regelgeving, waar bij herhaling door het bedrijfsleven om wordt gevraagd.
Even leek het er op dat die regelgeving tot stand zou komen. Inmiddels tien jaar geleden kondigde de Nederlandse overheid met veel bravoure aan dat in 2010 alle overheidsinstellingen duurzaam zouden gaan inkopen. Die zelfde overheid verwaterde vervolgens de criteria voor duurzaamheid met als gevolg dat bijna alle aanbieders duurzaam konden worden genoemd en er uiteindelijk nauwelijks iets veranderde.
In die zelfde periode nam DSM als onderneming het initiatief om speculatie met aandelen tegen te gaan. Het bedrijf wilde haar aandeelhouders stimuleren om aandelen langer in bezit te houden om zo een loyaliteitsdividend te verdienen. Maar het initiatief werd door de rechter naar de prullenbak verwezen.
En het is al 15 jaar geleden, in maart 2003, nog vóór de oprichting van MVO Nederland, dat Ans Kolk haar proefschrift verdedigde waarin ze het einde van MVO aankondigde. Volgens haar werkt het Nederlandse beleid niet, omdat het wet- en regelgeving gericht op duurzaamheid afwijst, vrijwilligheid benadrukt en vooral de nadruk legt op zogenaamde 'win-win' mogelijkheden. Dat argument wordt na al die tijd nog steeds door Den Haag gebruikt. Kolk noemde MVO een containerbegrip dat ondoorzichtig is en dat de invoering van daadwerkelijk maatschappelijk relevant ondernemen in de weg staat. Want ‘de benadering van MVO belemmert het serieus nadenken over allerlei moeilijke maatschappelijke en ethische vraagstukken waarmee ondernemingen te maken hebben, en waarvoor niet direct eenvoudige 'win-win' oplossingen zijn’.
Kolk pleitte voor een alternatieve, geïntegreerde bedrijfskundige benadering van 'duurzaam (sustainable) management'. En economen als Kate Raworth met haar model van de donut economie geven daar opnieuw de urgentie van aan.
Duurzaam remmende markt
De overheid wil geen harde normen stellen en de rechter fluit bedrijven die vooruit willen terug. Maar wanneer je duurzaamheid aan de markt over laat, werkt dat ook, misschien wel juist, remmend op duurzaamheid. Bedrijven die als eerste de groene lat hoger leggen moeten daarvoor investeren. Dat vertaalt zich in een hogere kostprijs. Wanneer die kosten niet onmiddellijk worden doorberekend aan de afnemers gaat de (financiële) winst omlaag en gaan de aandeelhouders piepen. Managers die voor de muziek uitlopen en te weinig winst genereren lopen zo het risico om vervangen te worden.
Dat effect wordt nog versterkt wanneer de hele keten in de duurzaamheid wordt betrokken; dat gebeurde tot nog toe dan ook nauwelijks. Instortende textielfabrieken aan de andere kant van de wereld zijn het trieste voorbeeld van de gevolgen van ondernemers- en consumentengedrag dat zich alleen maar door de laagste prijs laat sturen.
Gebrek aan normen
Peter Fleming en Marc Jones spreken zich in hun boek, The End of Corporate Social Responsibility, scherp uit over het gebrek aan duidelijke normen in MVO: ‘De meeste MVO-activiteiten zijn gericht op het verwerven van de steun van consumenten en werknemers, waarmee de agenda van exploitatie en kolonisering door de onderneming wordt voortgezet. Ondernemingen blijven zich richten op maximaliseren van (financiële) winst en gebruiken MVO als een ideologisch instrument om hier mee door te kunnen gaan.’
Dat veel bedrijven MVO niet echt serieus nemen valt ook af te leiden uit de samenstelling van het managementteam. In hoeveel bedrijven maakt een MVO manager met steekhoudende bevoegdheden daar deel van uit? Een andere indicatie is het aantal bedrijven dat jaarlijks een duurzaamheidrapport publiceert: nog geen 10% van de grote bedrijven in Europa doet dat volgens de Europese Commissie; bij het MKB zijn het er nog (veel) minder.
Ook vanuit Brussel valt weinig steun te verwachten voor duurzame regelgeving: daar worden de plannen om veel meer bedrijven te verplichten om jaarlijks een duurzaamheidverslag te publiceren vakkundig vertraagd door de verschillende belangengroepen, met de vertegenwoordigers van het Duitse bedrijfsleven voorop. Dat zou te duur worden voor de bedrijven. Overigens is in die voornemens nog steeds geen ketenrapportage opgenomen.
In recente rapporten van KPMG en Robeco-SAM wordt de vooruitgang bewierookt, die volgens de onderzoekers wordt geboekt op gebied van duurzaamheidrapportage wereldwijd. 71% van 4100 onderzochte bedrijven publiceerden in 2013 een duurzaamheidverslag. Welke bedrijven werden onderzocht? Volgens KPMG, de uitvoerder van het onderzoek, de 100 grootste bedrijven in elk deelnemend land. In het Robeco-rapport wordt de lijst als de ‘top-100’ bedrijven per land benoemd (criteria worden niet genoemd) en de website van een MVO-tijdschrift maakt er vervolgens de bedrijven van die de 100 beste ondernemingen van hun land representeren.
0,006 procent
Wat betekent dat concreet? Nederland telde in 2013 ongeveer 1.165.000 ondernemingen. Op de site Duurzaamheidsverslag.nl tellen we 71 gepubliceerde verslagen. Dat is precies het gemiddelde uit het onderzoek. En dat is 0,006% van het totale bedrijfsleven. Zelfs als het werkelijke aantal uitgebrachte rapporten een factor 100 hoger ligt ( wat onwaarschijnlijk is, want kleine bedrijven rapporteren niet of nauwelijks ) praten we nog maar over een minuscuul deel van het bedrijfsleven dat transparantie biedt over haar duurzaamheid.
Over de waarde van duurzaamheidverslagen die wel verschijnen en de criteria waarop die zijn gebaseerd valt ook nog wel wat af te dingen. Want kennelijk is zelfs een casino in staat om met zijn duurzaamheidverslag binnen de GRI G4 richtlijnen te blijven, nota bene met bedreigde blauwvin tonijn op de menukaart.
Nu is dit voorbeeld extreem, maar in het rapport van KPMG valt ook te lezen dat maar 5% van de duurzaamheidverslagen vermeldt hoe groot het ondernemingsrisico (voor de ondernemingen zelf en voor de maatschappij) is als gevolg van abrupte sociale of ecologische verandering (dat kunnen ook rampen zijn). Slechts 40% neemt de duurzaamheid van haar toeleveranciers en afnemers mee. En maar 10% geeft inzicht in de duurzaamheid van het beloningssysteem voor management en medewerkers.
De kritiek op MVO zwelt aan. Jan Rotmans noemde MVO al jaren geleden oubollig. Brandon May noemt het een ‘jargon-filled parody’ van een gemeenschap van elkaar onderling ophemelende, zelfbevestigende en op zichzelf gerichte bedrijven, die daarin alleen nog worden overtroefd door het Vaticaan. Leuk binnen de eigen club, maar de buitenwereld merkt er niet veel van.
MVO gaat zo niet leiden tot de duurzame samenleving die we zo hard nodig hebben; dat wordt voor steeds meer mensen duidelijk.
Hoe verder?
Paradoxaal genoeg is het waarschijnlijk de markt die uiteindelijk echte duurzaamheid gaat afdwingen, zowel in het bedrijfsleven als in de maatschappij. Dat gaat niet zonder gevolgen: doordat overheden duurzaamheid in een te vroeg stadium aan de markt hebben overgelaten, veelal onder druk van grote ondernemingen, is een enorme vertraging in de ontwikkeling van duurzaam ondernemen ontstaan en daarmee een omvangrijke kapitaalvernietiging. De recente economische en financiële crises waren daarvan de zichtbare gevolgen. En ook de gevolgen van klimaatverandering vallen onder die noemer. Met het tijdig stellen van wettelijke grenzen aan ondernemers- en consumentengedrag was waarschijnlijk veel ellende voorkomen.
Inmiddels zie je ook dat bedrijven die werkelijk duurzaam opereren een concurrentievoordeel gaan krijgen. Dat zijn vooral bedrijven die, in de termen van Ans Kolk, duurzaamheid integraal benaderen. Het zijn de bedrijven die concrete doelen stellen aan hun resultaten op maatschappelijk, ecologisch, sociaal en economisch gebied. En die bereid zijn om die doelen steeds scherper te stellen ten behoeve van het voortbestaan van zichzelf en van de menselijke soort.
Alleen met die integrale, inclusieve aanpak kunnen we met succes de transitie maken naar een volledig groene samenleving. "Je bent duurzaam of je bent het niet. Groen wordt de norm. Ben je dat niet dan besta je niet meer", zegt Jan Rotmans.
Maatschappelijk relevant ondernemen
Langs dat transitiepad naar een nieuwe economie zie je nieuwe termen ontstaan: we zijn gaan praten over circulaire economie en over biobased. Over het upcyclen van grondstoffen. Dat zijn allemaal onderdelen van het grotere proces dat we in samenhang moeten blijven benaderen. En waarvoor we concrete doelen en randvoorwaarden moeten stellen, die ondernemen maatschappelijk relevant maken. Want een circulaire economie waarin grondstoffen worden teruggewonnen met fossiele energie kan makkelijk tot tegenovergestelde en perverse effecten leiden. Voor biobased productie van plastics waarbij de zelfde giftige stoffen worden geproduceerd als bij plastic uit fossiel, of die concurreert met de voedselketen, geldt het zelfde.
Tegelijkertijd zullen we begrippen als economische groei en winst opnieuw moeten definiëren. Materiële groei staat nu eenmaal op gespannen voet met een circulaire economie en met duurzaamheid. Winst kun je ook op andere gebieden behalen dan alleen in geld, in meervoudige waarde. En of de vennootschap nou zo’n goede rechtsvorm is (want wie is er uiteindelijk verantwoordelijk als het mis gaat?) als basis voor een duurzame economie is een vraag die ook nog wel een discussie waard is.
Vooralsnog zal iedere ondernemer zijn normen en doelen zelf moeten stellen. Van de overheid valt nog steeds te weinig steun te verwachten. Wie zijn processen het meest duurzaam uitvoert en zijn meervoudige waarde meet en zichtbaar maakt zal de transitie het snelste maken. Slimme ondernemers zoeken elkaar daarbij op en leren van elkaar. Hun partners zoeken ze dichtbij, in de keten en bij partijen die daarbij concreet belang hebben. De transitie wordt een proces van onderop, van lokaal en vooral van samen. Van scherpe groene doelstellingen, een brede maatschappelijke waardepropositie en eerlijk gedeeld resultaat.
Misschien leidt het einde van MVO uiteindelijk toch nog tot een kansrijk nieuw begin. In elk geval is de transitie naar een nieuwe economie nu echt begonnen.
Peter van Vliet
PS: ik schreef de eerste versie van dit artikel in februari 2014. Bij herlezen bleek het nog niets aan actualiteit te hebben ingeboet, integendeel. Daarom bied ik het graag nogmaals aan.
De Nederlandse voedingsmiddelensector gaat zich gezamenlijk inzetten voor een internationaal verantwoorde productieketen. Daarvoor is het Convenant Voedingsmiddelen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) ondertekend. Doel van het convenant is om door samenwerking in de hele keten risico’s op bijvoorbeeld mensenrechtenschendingen en milieuschade te beperken en zo te werken aan een verduurzaming van de productieketen.
Het IMVO Convenant Voedingsmiddelen wordt ondertekend door een brede coalitie. Deze bestaat uit de brancheorganisaties Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en Koninklijke Nederlandse Specerijenvereniging (KNSV), de vakbonden FNV en CNV, de ministeries van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de maatschappelijke organisaties ICCO, Woord en Daad en Global March Against Child Labour en het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Solidaridad sluit aan als steunbetuiger. De onderhandelingen voor dit convenant zijn gefaciliteerd door de SER.
Convenant met hele branche
De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie neemt gezamenlijk het initiatief om projecten op te zetten. Daarnaast wordt gewerkt met IMVO-risicomanagement om problemen in de keten te kunnen voorkomen en aan te pakken. Het convenant heeft betrekking op alle bedrijven die zijn aangesloten bij CBL, FNLI en KNVS. Bij dit convenant tekenen de brancheorganisaties namens de sector. Zij moeten ervoor zorgen dat alle bij hen aangesloten bedrijven risico’s in kaart brengen en aanpakken. De brancheorganisaties en bedrijven trekken daarbij samen op met de overheid, vakbonden en maatschappelijke organisaties om zo problemen aan te pakken die de bedrijven niet individueel kunnen oplossen.
Gezamenlijke projecten leefbaar loon en klimaat
Dit convenant gaat de sector helpen bij aanpassingen in de bedrijfsvoering die nodig zijn om maatschappelijk verantwoord te ondernemen in de keten. In het convenant is vastgelegd dat partijen in het eerste jaar starten met gezamenlijke projecten op het gebied van klimaat en leefbaar loon.
Het convenant Verantwoord Voedingsmiddelen is het zesde convenant op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De convenanten in de textiel-, banken- en goudsector zijn onder begeleiding van de SER tot stand gekomen. Convenanten voor verzekeringen, pensioenen, sierteelt, land- en tuinbouw, natuursteen en de metallurgische sector zijn in voorbereiding. De convenanten volgen het SER-advies van 2014 over Internationaal MVO.
Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking): "Goed om te zien dat de branche met dit convenant zelf aangeeft te willen verduurzamen. Deze afspraken moeten ertoe leiden dat de voedingsmiddelensector – van grote supermarktketens tot mkb’ers - scherper let op arbeidsomstandigheden, eerlijke lonen en klimaatbewuste productie."
Minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit): “Goed dat dit nu zwart op wit staat. Het zou nog beter zijn als deze afspraken niet nodig waren, maar dat de belangen van mens, dier, natuur en milieu in productielanden nu hoog op de agenda staan en dat bedrijven in de voedingssector zaken gaan verbeteren is mooi nieuws. Hopelijk betekent dit ook dat boeren in deze landen een eerlijke prijs ontvangen voor hun werk en hun producten. Daar werk ik in Nederland hard aan, maar voor buitenlandse boeren is dit minstens zo belangrijk”.
De onderhandelingen voor een nieuw Klimaatakkoord tonen aan dat Nederland de afspraken uit 2015 in Parijs voor een duurzamere samenleving serieus neemt. Maar eens te meer blijkt dat het bedrijfsleven een lastig te nemen hobbel opwerpt. Waar de rol voor de bedrijven in de ontwikkeling naar een duurzamere samenleving door bijvoorbeeld Our Common Future, Agenda 21 en afspraken in Parijs onomstreden is geworden, blijkt het iedere keer weer erg lastig voor bedrijven om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ligt dit aan de bedrijven zelf (willen ze niet?), de samenleving (kunnen ze niet?) of is er een onderliggende reden?
Bedrijven doen wat ze kunnen
Al sinds de industriële revolutie zijn er bedrijven geweest die, bewust van de impact die zij hebben op de samenleving, deze impact hebben proberen te verminderen. Dat kan door de ontwikkeling richting schonere (productie-) processen vanuit Kwaliteit, Milieu of Arbo perspectief of door (eco-) productoptimalisatie waarbij de levenscyclus wordt meegenomen. Ook het denken in andere businessmodellen, waarbij duurzaamheid de belangrijkste ondernemersdoelen ondersteunt of de maatschappelijk verantwoorde rol van bedrijven wordt ingevuld, draagt bij aan een duurzamere samenleving.
Bedrijven worden ingebed in de samenleving
We kunnen bedrijven niet los zien van de rest van de samenleving; ze zijn er onlosmakelijk mee verbonden. Vanuit dit perspectief is de mens als individu of collectief (zoals overheden, NGOs, buurtgemeenschappen) belanghebbende van bedrijven en hebben bedrijven belang in de andere actoren in de samenleving: een wederkerigheid die de samenleving vormt en samenhoudt. Bedrijven in gebieden waar sociale problemen spelen, zijn ook minder succesvol dan die in sociaal stabielere gebieden. Initiatieven om actief te werken aan deze symbiose zijn zichtbaar in de vorm van onder andere parkmanagement, het andere werken (bv thuiswerken), en de actieve rol van koploperbedrijven in green deals en nu ook de klimaattafels.
De natuur is geen belanghebbende
De reden waarom het bedrijfsleven er maar niet in slaagt om grote stappen te zetten met haar bijdrage aan de ontwikkeling van een duurzamere samenleving, ligt voornamelijk aan een inschattingsfout: ondanks talloze pogingen van milieugroeperingen, is het ons als samenleving nog niet gelukt om de natuur te zien als het alomvattende systeem waarin wij functioneren en waarvan wij afhankelijk zijn, in plaats van één van de vele belanghebbenden in de samenleving. Neem bijvoorbeeld het feit dat er bij bedrijven gesproken wordt over een KAM (Kwaliteit, Arbo & Milieu) managementsysteem om aan te tonen dat het bedrijf goed bezig is. Hierbij wordt de M in KAM gelijkgesteld aan andere belangen waarop het bedrijf zou moeten reageren. Zolang wij de regels van het economisch systeem niet zo veranderen dat deze overeenkomen met die van de rest van de natuur, zullen initiatieven vanuit het bedrijfsleven nooit het gewenste effect hebben.
De regels kloppen niet
Sommigen verklaren de consequenties van de klimaatverandering juist wel als het klagen van een belanghebbende die niet gehoord wordt en gaan daarbij nog een stap verder: het gaat bij duurzame ontwikkeling niet alleen om de natuur en het milieu, maar om het overleven van het menselijk ras. Het herstel van de flora en fauna bijvoorbeeld rondom Chernobyl laat zien dat er een ongelofelijk herstellend vermogen bestaat. Dit vermogen is echter alleen toegankelijk als aan de regels van natuur voldaan wordt. Maar als onze economische regels niet op één lijn liggen met de natuur, zullen de consequenties op den duur desastreus zijn. En voor de duidelijkheid: met de natuur valt niet te onderhandelen! Vanuit dit oogpunt zou de M uit KAM dus de basis moeten vormen voor het handelen van een bedrijf handelt: een ‘licence to operate‘.
Is er hoop?
Gelukkig is deze boodschap niet nieuw en bestaan er denkbeelden zoals biomimicry waarbij de natuur als inspiratiebron wordt gebruikt bij het ontwerpen van producten of processen. Of initiatieven om tot een meer circulaire economie te komen waarbij het doel is grondstof- en energiecycli te sluiten, net zoals in de natuur. The Natural Step (TNS) is hierbij een heel concreet initiatief dat aansluit bij bedrijven: TNS definieert 4 duurzaamheidsprincipes waar bedrijven aan zouden moeten voldoen.
Het feit dat veel duurzame initiatieven alleen opereren, vormt ook een grote tekortkoming. De samenleving moet haar initiatieven en krachten bundelen met de natuur als voorbeeld: een ‘licence to live’. Vanuit de Nederlandse politiek wordt dit getracht te bereiken door het op komst zijnde Klimaatakkoord waarin vele actoren gaan voor hun eigen doelen. Om het akkoord een succes te laten zijn moeten deze individuele en geïsoleerde doelen losgelaten worden en moet een samenwerking tussen alle actoren gericht zijn op het laten aansluiten van ons economisch systeem op de regels van de natuur.
Sjors Witjes heeft vele private en publieke organisaties in verschillende delen van de wereld ondersteund met het verbeteren van hun bijdrage aan de duurzame ontwikkeling van de samenleving. In zijn huidige rol als universitair docent aan de Nijmegen School of Management van de Radboud Universiteit bereidt hij de nieuwe generatie voor op hun rol in de ontwikkeling van een duurzamere samenleving door nauw samen te werken met kleine en grote bedrijven. Voor meer informatie: https://sjorswitjes.wordpress.com
Grote fusies en overnames zetten de toon in de koffie-industrie en investeerders steken miljarden euro’s in het eindproduct. Maar ondertussen wordt het fundament - de koffieproductie zelf - verwaarloosd. Dit raakt de waarde van de hele keten. Zonder grote inspanningen om effecten van klimaatverandering tegen te gaan en sociale omstandigheden op koffieboerderijen te verbeteren, wordt de groei van de koffiesector gebouwd op drijfzand.
Dit zijn de voornaamste constateringen uit de Koffie Barometer 2018, een onderzoek van Conservation International, COSA, Hivos, Oxfam-Wereldwinkels en Solidaridad.
Transparantie
Een reeks structurele problemen, zoals klimaatverandering, zeer lage inkomsten voor boeren en een beperkte duurzaamheidagenda, bedreigt de koffieproductie. Sinds de publicatie van de vorige koffiebarometer, vier jaar geleden, is er wat dit betreft weinig veranderd.
De ongelijkheid tussen boeren en branders groeit. Kostenbesparingen van bedrijven, die vooral door producenten worden gevoeld, en de almaar dalende koffieprijs zijn daar debet aan. Tegelijk is er in de keten geen transparantie over gemaakte kosten en opbrengsten waardoor een goede basis voor herverdeling ontbreekt. Veel boeren scheiden er daarom noodgedwongen mee uit.
Koffiebubbel
Terwijl de koffie-industrie als geheel steeds winstgevender wordt met een mondiale omzet van 170 miljard euro, komt slechts 10 procent van de opbrengst ten goede aan de producerende landen. Een schamele twee promille (0,002de deel) wordt geïnvesteerd in het verduurzamen van de productie.
Duurzaamheid lijkt voor veel directeuren een bijzaak in het fonkelende licht van het merkimago. Zeker als het niet meteen leidt tot hogere winsten en verkoopcijfers of de marktdominantie vergroot.
“Bedrijven hebben de neiging om duurzaamheid bij de afdeling maatschappelijk verantwoord ondernemen onder te brengen, terwijl het de basis van een ambitieuze bedrijfsstrategie hoort te zijn”, zegt Sjoerd Panhuysen, project manager van de Koffie Barometer en werkzaam bij Hivos. “Reële investeringen in een productie die goed is voor mens en milieu blijven ver achter. Door die houding wordt een koffiebubbel gecreëerd en staat waardeontwikkeling in de hele productieketen op de tocht.
Stijgende vraag en ontbossing
Vorig jaar (2016/17) haalden boeren wereldwijd een recordoogst van bijna 160 miljoen zakken van 60 kilo. Bijna in alle landen waar de koffieproductie hard groeit, onder meer in Vietnam, Indonesië en Peru, ging de groei gepaard met ontbossing.
Als de koffieconsumptie met 2% per jaar blijft groeien, zijn er in 2015 300 miljoen zakken nodig, ongeveer het dubbele van de huidige productie. Zonder majeure inspanningen om productiewijze aan te passen aan klimaatverandering zal de wereldwijde productie in 2050 echter lager uitvallen dan het huidige niveau.
Geen wondermiddel
Omdat effectieve regelgeving en controle in veel koffieproducerende landen ontbreken, kopen koffiebranders voor specifieke merken ook koffie die voldoet aan internationale duurzaamheidstandaarden. Het is echter zonneklaar dat deze standaarden geen wondermiddel zijn maar juist betrokkenheid en langetermijninvesteringen vergen om de situatie daadwerkelijk te verbeteren.
In het licht van klimaatverandering en milieuschade is het van kardinaal belang dat de koffiesector werk maakt van een milieu- en klimaatvriendelijk productiesysteem. Verantwoorde koffieproductie vraagt daarnaast om het versterken van economische verbanden via nauwe samenwerking tussen producenten, exporteurs en nationale en lokale overheden. Dit zal de zaak van boeren en handelaars ten goede komen en hun internationale onderhandelingspositie verbeteren.
Conclusie
Boeren die uit arren moede wegtrekken uit de koffie, het gebrek aan financiële transparantie in de keten, een povere duurzaamheidagenda en klimaatverandering, het zijn stuk voor stuk factoren die de duurzaamheid van de productie zwaar onder druk zetten. Ze zullen op hun beurt voor schokgolven en verrassingen zorgen. Om te voorkomen dat de koffiereus op lemen voeten bezwijkt onder zijn eigen gewicht en verpulverd wordt, zullen de belangrijke spelers op korte termijn met een overtuigend plan van aanpak moeten komen om de prangende problemen het hoofd te bieden.
Dutch Green Building Council heeft op de PROVADA het DGBC Woonmerk gepresenteerd. Het keurmerk geeft een breed inzicht in de kwaliteiten van de woning en de omgeving, zowel voor bestaande bouw als nieuwbouw. Parallel aan de lancering ontving a.s.r. real estate de eerste certificaten voor projecten in Hilversum en Utrecht Terwijde. Beide projecten behaalden een very good score (drie van de vijf sterren).
Met het DGBC Woonmerk worden woningen gemeten op zeven verschillende duurzaamheidonderwerpen. Voor de woning zelf wordt gelet op energiegebruik en water, materiaalgebruik en onderhoud, binnenklimaat en comfort en op toegankelijkheid. Voor de omgeving van de woning gelden criteria op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid en leefomgeving.
Bijdrage aan duurzamer product
Directeur van Dutch Green Building Council Annemarie van Doorn: “Het DGBC Woonmerk geeft een volledig en integraal beeld van de duurzaamheidprestatie van een woning. Dat biedt gerichte aanknopingspunten woningen te verduurzamen.” Dat er een enorme uitdaging ligt de woningvoorraad te verduurzamen is evident. Nederland telt meer dan 7 miljoen woningen die verantwoordelijk zijn voor bijna 30% van de CO2-uitstoot. Harm Tenback, technisch assetmanager bij a.s.r. real estate: “Het is voor de markt nuttig om een instrument te hebben om woningen met elkaar te kunnen meten en inzichtelijk te hebben wat de vervolgstappen zijn voor een nog duurzamer product.”
Online tool
De online tool is eenvoudig in te vullen en geeft snel inzicht in de duurzaamheid van de woning en de omgeving. Het samenbrengen van de beste criteria uit verschillende gerenommeerde keurmerken en het gebruik van Big Data maakt de tool eenvoudig en integraal. De online tool is geschikt voor zowel een zelfassessment als voor certificering middels onafhankelijke toetsing. Het gecreëerde online woondossier kan gebruikt worden als sturingsmiddel of managementsysteem binnen projecten.
Op de foto: DGBC-directeur Annemarie van Doorn en Robbert van Dijk, Fund Director ASR Dutch Core Residential Fund, a.s.r. real estate.
Shell heeft de klimaatresolutie tijdens de aandeelhoudersvergadering afgewezen. Het oliebedrijf vindt dat de ambities van het bedrijf ambitieuzer zijn dan de resolutie, en dat Shell de maatschappij gaat volgen, in plaats van een leidende rol te nemen.
“Steeds meer institutionele investeerders willen dat alle bedrijven investeren in het committeren aan ‘Parijs’,” zegt Mark van Baal, met Follow This de initiatiefnemer van de resolutie. “Ze voorzien dat ze geen fatsoenlijk investeringsrendement kunnen behalen in een wereldeconomie die ontregeld wordt door verwoestende klimaatverandering.”
“De grote oliebedrijven van deze wereld hebben meer macht dan veel overheden. Alleen de aandeelhouders kunnen deze multinationals laten veranderen. Wij zijn deze aandeelhouders, via onze pensioenen, en via ons spaargeld.”
Publiek is boos op Shell
Terwijl de aandeelhouders van Shell samenkwamen in het Circustheater voor de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering (AGM), namen studenten, pensioendeelnemers en Groningers het heft in eigen handen. Ze maakten een duidelijk statement: breek met Shell. Ze gaven aan dat Shell - ondanks alle mooie praatjes - de doelen van het Parijs klimaatakkoord negeert, medeplichtig is aan de aardbevingsschade in Groningen en alles op alles zet om zo lang mogelijk winst te kunnen blijven maken van vervuilende fossiele brandstoffen.
Tijdens de AGM lieten honderden mensen luid van zich horen: tientallen minuten lang maakten ze een oorverdovend lawaai bij de ingang van het Circustheater. Zo’n vijftig Groningers sloten zich ook aan, en lieten een berg aardbevingspuin voor de deur van het Circustheater achter. Op deze manier riepen ze aandeelhouders, waaronder publieke instellingen zoals pensioenfonds ABP, op hun aandelen in de fossiele industrie te verkopen.
Onderzoeker Ceciel Nieuwenhout aan de universiteit Groningen: “ABP investeert in Shell en Exxon, in feite ook in de NAM. Ik vind het een naar idee dat het pensioenfonds waar ik verplicht aan ben om bij te dragen, investeert in het bedrijf dat hier in Groningen zo veel leed veroorzaakt heeft. Als ik zou mogen kiezen was ABP daar allang mee gestopt!”
Shell staat in de top 10 van grootste vervuilers ter wereld, heeft talloze rechtszaken tegen zich lopen vanwege het vernietigen van onze leefomgeving, en adviseerde zijn aandeelhouders zelfs tégen een resolutie te stemmen die een bindend klimaatdoel voor het bedrijf voorstelt. Pensioenfonds PME laat met zijn recente besluit om uit kolen te stappen zien dat het wel degelijk mogelijk en noodzakelijk is om te divesteren.
Ook ABP heeft vuile handen
Onlangs brachten Fossielvrij NL, Both Ends en urgewald het rapport ‘'Still Dirty, Still Dangerous' naar buiten waaruit blijkt dat ABP zijn investeringen in kolen-, olie- en gasbedrijven opnieuw verhoogt. Deze investeringen staan in schril contrast met de claim van het pensioenfonds dat het grote successen boekt in zijn klimaatbeleid. En ze staan bovendien lijnrecht tegenover het behalen van de klimaatdoelen uit het Parijs akkoord.
Naast PME gaven pensioenfondsen in Noorwegen en Denemarken eerder al het goede voorbeeld door volledig uit de fossiele industrie te divesteren.
Shell voor de rechter
Freek Bersch, campagneleider Klimaatzaak Shell bij Milieudefensie, zegt: "Shell heeft met het wegstemmen van de resolutie z'n zin gekregen om zich niet te hoeven houden aan het klimaatakkoord. Daarmee houdt het bedrijf de handen vrij voor klimaatvervuilende activiteiten. Helaas zijn de meeste aandeelhouders meegegaan met Shell's zwakke betoog om tegen te stemmen. CEO Ben van Beurden zei 'sta ons toe om leiderschap te tonen' ("allow us to lead"), maar weigert tegelijkertijd concrete doelen te stellen in lijn met het klimaatakkoord van Parijs. Hiermee toont Shell geen leiderschap, maar wegduikgedrag.
Maar dit is niet het einde van de klimaatdiscussie rond Shell. Shell moet zich de komende tijd ook verantwoorden tegenover verschillende rechters, onder andere in de klimaatzaak die Milieudefensie onlangs aankondigde. Hopelijk zorgt dat er wel voor dat Shell van koers verandert.
Duurzame labels zouden consumenten moeten helpen bij het nemen van milieuvriendelijke beslissingen. Maar certificering staat meer duurzaamheid eigenlijk in de weg en zouden fors moeten worden aangepast, stelt een nieuw rapport van de Changing Markets Foundation.
Die onderzocht of vrijwillige certificeringsregelingen voor vis, schaal- en palmolie de consument helpen aan duurzame producten. In de overgrote meerderheid van de gevallen ontbrak het bewijs van de voordelen van de regelingen, terwijl het rapport veel gevallen aan het licht bracht hoe ze juist bescherming bieden aan bedrijven die het milieu vernietigen.
"Certificeringsprogramma's schieten tekort in het beschermen van milieu en consumenten, die in toenemende mate ethische en duurzame keuzes willen maken. Het is tijd voor een serieuze heroverweging over hoe we duurzaamheid bereiken omdat het huidige systeem faalt", zei Nusa Urbancic, Campaigns Director bij Changing Markets. Het onderzoek bekeek een reeks vrijwillige initiatieven die een bedrijf, product of dienst met een duurzaamheidlabel. Die varieren van productlabels (zoals het Marine Stewardship Council-label voor duurzame vis) tot branchebrede initiatieven gericht op het verbeteren van de milieuprestaties van een sector als geheel (zoals de Higg-index in textiel).
In het rapport wordt geconcludeerd dat de regelingen er vooral op zijn gericht om een meerderheid van de spelers uit de sector aan boord te krijgen of om aan de groeiende vraag naar gecertificeerde producten te voldoen. Daarom verlagen zij hun normen voor duurzaamheid.
De belangrijkste conclusie van dit rapport is dat certificering de weg kwijt is en dat de bijdrage aan het creëren van een meer duurzame wereld minimaal is", zegt het rapport. Er wordt opgeroepen tot afschaffing van de slechtste certificeringsregelingen in de drie sectoren en tot serieuze hervorming van andere, gebaseerd op de principes van transparantie, onafhankelijkheid, holistische benadering en voortdurende verbeteringen.
Het rapport waarschuwt ook dat vrijwillige certificeringsregelingen de sterke overheids- en internationale regelgeving niet mogen vervangen.
Palmolie
Palmolie is nu naar schatting aanwezig in de helft van alle supermarktproducten en een derde van alle biodiesel die in auto's en vrachtwagens in de EU wordt verbrand, maar de productie is een van de belangrijkste oorzaken van ontbossing, uitstoot van broeikasgassen en verlies van habitat voor bedreigde diersoorten zoals orang-oetans, olifanten en neushoorns. Het rapport zegt dat geen van de certificeceringsprogramma's effectief is geweest in het vertragen van ontbossing, veenafvoer of het verlies van biodiversiteit.
Visserij
Industriële visserij heeft de oceaan verwoest: bijna 90% van de wereldwijde visbestanden worden volledig bevist of overbevist. Twee van de grootste certificeceringsprogramma's voor duurzame vis, beheerd door Friends of the Sea en de Marine Stewardship Council, certificeerden in 2015 elk meer dan 9 miljoen metrische ton vis. Maar het rapport constateert dat beide organisaties gecertificeerde visserijen hebben die overbevist zijn, zeer hoge bijvangsten en in sommige gevallen op gespannen voet met de nationale wetgeving.
Textiel
De textielindustrie gebruikt een kwart van de chemicaliën in de wereld en heeft 20% van de industriële watervervuiling de schuld gegeven, waardoor het de op één na grootste vervuiler van zoet water op aarde is. Het rapport constateert dat ondanks de toename van certificeringsinitiatieven er geen overkoepelend plan is dat de duurzaamheid in de hele toeleveringsketen effectief aanpakt en dat er een acuut gebrek aan transparantie is in enkele van de meest gebruikte regelingen.
De belangrijkste aanbevelingen van het rapport zijn:
De slechtste schema's in de drie onderzochte sectoren moeten worden afgeschaft omdat ze tot verwarring en "label shopping" leiden, wat de ambitie van certificering in het algemeen tenietdoet.
Certificeringsregelingen moeten ambitieus zijn en geen verschillende modules ontwikkelen met verschillende vereisten om te voldoen aan de prioriteiten van verschillende bedrijven.
De meeste regelingen moeten uitgebreider worden en gericht zijn op de gehele levenscyclus van het product
Regelingen moeten selectief zijn over hun lidmaatschap, met hoge instapvereisten.
Hervorming moet gebaseerd zijn op transparantie, onafhankelijkheid, een holistische benadering met hoge traceerbaarheid en een drang naar voortdurende verbetering.
Bij gebrek aan goede certificeringsregelingen kunnen overheden, bedrijven en consumenten maatregelen nemen om duurzaamheid te bevorderen, zoals: prioriteit geven aan kleinschalige duurzame visserij; vaststelling en handhaving van mariene reservaten en wetenschappelijke vangstquota; invoering van een moratorium op ontbossing en veenafvoer in de palmoliesector en vaststelling van een nul-tolerantiebeleid voor vervuiling en grotere transparantie van de toeleveringsketen in de textielsector, bijvoorbeeld door toepassing van de due diligence-wetgeving.
Sociale verantwoordelijkheid en duurzaamheid van bedrijven zijn niet langer op angst gebaseerd, zoals in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Toen legden multinationals voor het eerst verband tussen duurzaamheid en zakelijk succes en was hun voornaamste motivatie hun kwetsbaarheid.
Consumentendruk, politieke boycots en dure rechtszaken schaadden de winsten van de ondernemingen, en ecologisch verantwoord beleid bood bedrijven bescherming tegen negatieve publiciteit en aandeelhouders bescherming tegen pijnlijke verliezen. Nu wordt duurzaamheid gezien als een noodzaak voor de toekomst. Dit geldt met name voor bedrijfstakken die afhankelijk zijn voor de landbouw – zoals de chocolade-industrie.
Ander snoep
Nu de chocolade-consumptie bijna een historisch hoogtepunt heeft bereikt, zouden chocoladeconcerns zoals het bedrijf waar ik voor werk hun successen moeten vieren. Maar we staan voor een enorme uitdaging. Als we er niet in slagen een duurzamer cacaoplant te produceren, zal de wereld op een dag op zoek moeten gaan naar ander snoepgoed.
Cacaobomen groeien alleen maar in een kleine ring landen rond de evenaar, waar het klimaat warm en vochtig is. Slechts twee landen – Ivoorkust en Ghana – produceren bijna alle chocolade die Amerikanen eten. West-Afrikaanse cacao is een belangrijke component in de unieke smaak van Hershey, maar in die regio verouderen de cacaobomen en worden ze minder productief.
Als cacaoboeren in het verleden werden geconfronteerd met teruglopende oogsten, kapten ze gewoon wat bossen en begonnen ze ergens anders opnieuw. Maar nu is deze aanpak ecologisch en sociaal onaanvaardbaar. De enige duurzame oplossing is nieuwe bomen planten op oude cacaoplantages. Helaas drijven de bevolkingsgroei, de verstedelijking en zwakke landrechten de vraag naar grond op, waardoor het vermogen van veel boeren wordt ondermijnd om in hun plantages te investeren en ze opnieuw te beplanten. Als gevolg daarvan gaat de sanering van plantages niet zo grootschalig en snel als bedrijven zoals het mijne nodig hebben wanneer we ook in de toekomst duurzaam in de vraag willen blijven voorzien.
Miljoenen boeren nodig
De omvang van de uitdaging waar we voor staan is aanzienlijk. Om te kunnen voorzien in de jaarlijkse mondiale vraag van 7,2 miljoen metrische ton zijn multinationals als Hershey afhankelijk van miljoenen cacaoboeren, die allemaal een klein stukje land hebben, dikwijls 1-2 hectare groot. Onze complexe waardeketens reiken diep tot in de meest verafgelegen hoeken van de wereld. Om de stroom snoepgoed op gang te houden, hebben we nieuwe manieren nodig om deze boeren te helpen duurzaam cacao te verbouwen.
Als wij in de cacaosector de huidige problemen goed aanpakken, kunnen we ertoe bijdragen een weg voorwaarts te vinden voor een duurzamer verbouw van andere landbouwproducten. Dit is de motivatie achter Hershey’s nieuwe partnerschap met het Amerikaanse Agency for International Development (USAID) en ECOM, onze grootste cacaoleverancier in Ghana. Vorig jaar hebben we een pilot-programma gelanceerd om kleine boeren te helpen hun cacaoproductie te verhogen, de ontbossing ten behoeve van cacaoplantages tegen te gaan en de veerkracht te vergroten. Het initiatief is vooral bedoeld om twee problemen aan te pakken waar iedere teler in West-Afrika voor staat: grondbezit en financiering.
Eigendom grond niet duidelijk
Volgens Ghana's Lands Commission heeft nog geen 2% van de 800.000 cacaoboeren in het land juridische aanspraken op het land dat ze gebruiken. In plaats daarvan hebben de boeren toegang tot dit land verkregen via informele overeenkomsten met een stamhoofd of een grondeigenaar. Van oudsher hebben deze mondelinge overeenkomsten boeren in staat gesteld bossen te kappen en te beginnen met cacaoplantages.
Maar zodra de cacaobomen na een jaar of dertig ophouden te produceren – of eerder, mocht zich een ramp voordoen – moeten de boeren van de oorspronkelijke grondeigenaar toestemming krijgen om opnieuw te planten. In een tijd van een ongekend grote vraag naar land weigeren stamhoofden en grondeigenaren steeds vaker de verzoeken van boeren in te willigen om opnieuw te mogen planten. Daardoor hebben de boeren nog maar twee opties, die geen van beide goed zijn: het kappen van oerbossen en opnieuw beginnen, of het geheel en al uit de bedrijfstak stappen.
Innovatieve financiering
Het partnerschap met USAID en ECOM tracht dit probleem aan te pakken door een paar van de obstakels voor herbeplanting weg te nemen. ECOM heeft een innovatief financieringsmodel gecreëerd, dat boeren helpt oude of zieke bomen te verwijderen, en de plantages opnieuw te beplanten met veerkrachtige en productievere hybrides. Schaduwbomen, maïs en platanen worden geplant om de inkomens te helpen diversifiëren en de productiviteit te verhogen. ECOM beheert de plantages drie jaar lang en geeft een deel van de winst aan de boeren, terwijl de initiële opstartkosten worden teruggewonnen.
Tegelijkertijd brengt USAID het land van de cacaoboeren in kaart en worden hun rechten gedocumenteerd. Plaatselijke stamhoofden certificeren de kaarten, zodat de boeren meer zekerheid krijgen. Stamhoofden worden ook in bemiddeling getraind, om de claims van boeren op land te helpen ondersteunen.
Omdat deze methode erin slaagt een probleem aan te pakken dat lange tijd werd gezien als te complex om beheersbaar te zijn, zou het een model voor de toekomst kunnen worden. Nu de vraag toeneemt als gevolg van de bevolkingsgroei, en er steeds minder land beschikbaar is om aan die vraag te voldoen, zullen bedrijven duurzaamheid moeten opnemen in hun bedrijfsplannen. Dit betekent dat ze hun mouwen moeten oprollen en moeten helpen hardnekkige plaatselijke problemen aan te pakken, zoals landrechten, die zowel de economische ontwikkeling belemmeren als de gezondheid van de internationale aanbodketens op de langere termijn in de weg zitten.
Jeff King
is Senior Director for Sustainability, Corporate Social Responsibility en Social Innovation bij The Hershey Company.
Jumbo wil belangrijke maatschappelijke vraagstukken niet doorschuiven naar later. Daarom overhandigde de Raad van Kinderen onlangs de door hen ontworpen ‘Toekomststoel’ aan de directie van de supermarktketen. Aan de stoel hangen zeven gewetensvragen over de toekomst die de kinderen hebben opgesteld. Jumbo gaat deze vragen gebruiken bij het nemen van belangrijke beslissingen. De Toekomststoel, gemaakt van gerecyclede materialen uit Veghel en Jumbovlaggen, krijgt een prominente plek bij vergaderingen. Hiermee realiseert Jumbo continu verbeteringen voor de toekomst.
Met de Toekomststoel is ‘de toekomst’ verzekerd van een stem bij belangrijke beslissingen voor nu en voor later. Aan de stoel hangen zeven kaartjes met gewetensvragen over de toekomst waar Jumbo altijd rekening mee moet houden. De door de Raad van Kinderen geformuleerde vragen variëren van ‘Hebben we nagedacht over de gezondheid van de klant?’ of ‘Hebben we nagedacht over de gevolgen voor het milieu?’ tot ‘Hebben we goed nagedacht over bio, vega en glutenvrij eten in onze winkels?’.
De stem van de toekomst
Frits van Eerd, CEO van Jumbo, vertelt: “Jumbo is continu bezig met de toekomst. We kijken altijd hoe we duurzaam kunnen innoveren en de Toekomststoel is een mooi fysiek onderdeel om de aandacht extra te vestigen op belangrijke toekomstvraagstukken. De samenwerking met de Raad van Kinderen is hierbij heel waardevol. Het gaat ook om hún toekomst. Ik beloof hen dat wij zuinig zullen zijn op deze stoel en dat ‘de stem van de toekomst’ veelvuldig zal spreken tijdens vergaderingen.” Frits van Eerd heeft de Raad van Kinderen uitgenodigd om meerdere keren per jaar plaats te nemen op de stoel om deel te nemen aan vergaderingen en hun kijk op de wereld om hen heen te geven.
In dialoog met kinderen
Jumbo heeft voor de Raad van Kinderen al drie jaar op rij een structurele samenwerking met basisschool ‘t Ven uit Veghel, waarvan groep 8 de Raad van Kinderen vormt. Elk jaar buigen zij zich over een vraagstuk. Ook bij de laatste sessie presenteerden zij hun onbevangen en creatieve ideeën aan de directie van Jumbo. Zo hebben ze advies uitgebracht op het gebied van medewerkers, assortiment, omgeving en winkelpanden. Een van de uitwerkingen hiervan was de introductie van de Toekomststoel.
Over de Raad van Kinderen
Jumbo heeft al sinds 2011 – als eerste supermarktketen – een Raad van Kinderen, onder leiding van prinses Laurentien van Oranje. De Raad van Kinderen is een initiatief van de Missing Chapter Foundation. De gedachte achter dit initiatief is dat kinderen een gelijkwaardige stem krijgen in de beslissingen die van invloed zijn op hun leven, nu en in de toekomst. Door kinderen zich te laten verdiepen in de wereld om hen heen, vergaart Jumbo waardevolle input om op een andere wijze naar dilemma’s te kijken. Recentelijk heeft Jumbo de Raad van Kinderen mee laten beslissen over de inhoud van het Koningsontbijt.
Te weinig bedrijven hebben hun administratie ingericht op het verminderen van broeikasgassen. Veel bedrijven hebben geen concrete doelstellingen op dit gebied en de administratie over de reductie van CO2-uitstoot ontbreekt meestal. Dit terwijl de meet- en rapportagemethodiek klaarligt. Dat blijkt uit onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de Rijksuniversiteit Groningen.
Allereerst is er meer kennis nodig bij financieel professionals over hoe ze de CO2-reductie kunnen verankeren in de bedrijfsadministratie. Een uniforme standaard kan hierbij helpen. Volgens de onderzoekers spelen financieel professionals een grote rol in een stevigere aanpak. Ook uit de nieuwe visie van de NBA op het accountantsberoep blijkt dat accountants meer toegevoegde waarde kunnen leveren door betrouwbaarheid toe te voegen aan niet-financiële bedrijfsinformatie, bijvoorbeeld op het terrein van duurzaamheid en MVO.
Klimaatdoelstellingen
De resultaten van het onderzoek zijn voor de NBA aanleiding tot bezorgdheid, mede met het oog op het halen van de klimaatdoelstellingen van Parijs. Het onderzoek werpt de actuele vraag op in hoeverre het wenselijk is om een standaard voor CO2-uitstoot op te nemen in het nieuwe klimaat- en energieakkoord. De minister van Economische Zaken wil aankomende zomer een akkoord op hoofdlijnen presenteren. De NBA wil naar aanleiding van het onderzoek het gesprek aangaan met het Rijk en relevante belangengroepen over hoe de verslaglegging van CO2-reductie door bedrijven beter kan worden verankerd. Op 13 april organiseert de NBA-ledengroep Accountants in business een congres over dit onderwerp.
Aanjagende rol
De reden om het onderzoek uit te voeren onder financieel professionals, zoals cfo’s, financieel managers en controllers, is dat juist zij de spil vormen in het verzamelen van financiële en niet-financiële bedrijfsinformatie. De financieel professional bevindt zich hiermee bij uitstek in de positie om CO2-uitstoot te meten, rapporteren en een aanjagende rol te nemen bij reductiedoelstellingen. Bovendien zijn financieel professionals met accountantstitel (accountants in business) via de NBA verbonden met de openbare accountants. Binnen het openbare beroep is al veel kennis aanwezig op dit gebied. Binnen de NBA vertegenwoordigt de ledengroep Accountants in business ruim 9.000 financieel professionals met accountantstitel.
Belangrijkste bevindingen
De 5 belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn:
Slechts bij 28% van de respondenten wordt de uitstoot van de organisatie gemeten. Het betreft hier vooral (zeer) grote organisaties. CO2-beleid is op dit moment vooral een boardroom onderwerp en nog nauwelijks onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering.
De CO2-rapportage is nauwelijks gestandaardiseerd en voldoet meestal niet aan de internationale normen, zoals het wereldwijde Greenhouse Gas Protocol voor bedrijven.
Slechts 8% van de respondenten is in zeer grote mate betrokken bij CO2-beleid en 44% helemaal niet. Maar liefst 82% vindt dat zij als financial betrokken zouden moeten zijn.
Concrete CO2-doelstellingen en wettelijke maatregelen worden als belangrijk gezien om de broeikasgasreductie binnen organisaties te stimuleren.
Het kennisniveau van de financieel professional op het gebied van CO2-beleid is beperkt.
Drie stappen
Er kunnen drie concrete stappen worden gezet naar de oplossing, zo stellen professor Dick de Waard van Rijksuniversiteit Groningen en Paul Sleegers van de NBA. Prof. Dick de Waard is verbonden aan het Institute for Governance and Organizational Responsibility (iGOR), een expertise center van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Paul Sleegers RA is bestuurslid van de NBA-ledengroep Accountants in business.
Broeikasgasbeleid
Volgens De Waard en Sleegers moeten eerst alle grote, maar ook meer middelgrote en kleine organisaties een uitgewerkt broeikasgasbeleid ontwikkelen en dat omzetten in concrete metingen en gerichte doelstellingen. Financieel professionals zijn binnen hun organisatie bij uitstek in de positie om dit in te richten, bij voorkeur conform bestaande internationale standaarden zoals het Greenhouse Gas Protocol.
Opleiding
Daarnaast moet de kennis van meetmethoden en broeikasgasinstrumenten door middel van opleiding en training worden verbeterd. Zowel in de initiële opleidingen voor financieel professionals, maar ook in permanente educatie. De NBA komt later dit jaar met aanpassingen in de opleidingen voor accountants op dit terrein.
Standaard
Ten slotte kan CO2-registratie een vrijwillige of verplichte standaard worden. Het in kaart brengen van broeikasgasemissies per organisatie kan sterk vereenvoudigd en goedkoper worden als organisaties grootschalig deelnemen aan CO2-registratie en extern rapporteren. Het invoeren van, vaak kleine, administratieve indicatoren is relatief eenvoudig te realiseren door bijvoorbeeld CO2-uitstoot te vermelden op facturen. Energiemaatschappijen delen deze informatie al. Een verder strekkende optie is de CO2-rapportage te verankeren in inkoopvoorwaarden. Zo kan ook de CO2-uitstoot van een hele waardeketen in kaart worden gebracht en kunnen prestaties binnen de keten worden vergeleken. Tot slot kan de wetgever ervoor kiezen om CO2-rapportage verplicht te stellen als onderdeel van de jaarrekening.
Wereldwijd nemen bedrijven de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (VN) nog weinig serieus. De door de VN geformuleerde Sustainable Development Goals (SDG’s) hebben onder meer tot doel in het jaar 2030 een eind te maken aan armoede, ongelijkheid en klimaatverandering en te zorgen voor veilige en duurzame steden, duurzame en betaalbare energie, toegang tot schoon drinkwater, voldoende voedsel, fatsoenlijke banen en economische groei.
Uit onderzoek van KPMG onder de G250, de 250 grootste ondernemingen in de wereld, blijkt dat ruim 40% van de bedrijven op dit moment een relatie legt tussen de eigen duurzaamheidsdoelstellingen en die van de Verenigde Naties. Minder dan 10% van deze bedrijven heeft echter op basis van de SDG’s concrete en meetbare doelstellingen voor de eigen onderneming gedefinieerd. Bijna 80% van de onderzochte bedrijven maakt wel duidelijk dat zij invloed uitoefenen op de SDG’s en hoe zij dat willen doen. Daarnaast maakt ruim 80% duidelijk welke van de zeventien doelstellingen zij het meest relevant vindt voor het bedrijf. Van deze ondernemingen legt 65% bovendien uit waarom zij deze SDG’s relevanter vinden dan andere doelen. Niet meer dan één op de vier bedrijven heeft echter indicatoren vastgesteld op basis waarvan de bijdrage aan de SDG’s kan worden gemeten.
SDG’s helpen om fit te blijven
“Een gemiste kans”, zegt Arjan de Draaijer, partner bij KPMG Sustainability. De Draaijer: “Want door met de SDG’s aan de slag te gaan en een business case met specifieke doelstellingen neer te zetten, kunnen bedrijven in de toekomst succesvoller zijn. Daarnaast geven bedrijven zo richting aan hun ambitie om bij te dragen aan een duurzame wereld. Zij kunnen de SDG’s dus gebruiken als een strategisch kader om fit for the future te zijn. Voor ieder bedrijf dat inzicht geeft in de bijdrage die zij aan de SDG’s levert, is het overigens van groot belang dat zij laat zien dat zij de doelstellingen goed begrijpt. En wat ze concreet voor de samenleving en de onderneming betekenen.
Dit is essentieel voor de kwaliteit van de verslaggeving over de SDG’s. Toch scoort een beperkt aantal bedrijven hiermee op dit moment een voldoende, een teken dat veel bedrijven nog een lange weg te gaan hebben. De belangstelling van bedrijven voor de SDG’s is sinds de aankondiging in september 2015 wel sterk toegenomen. Veel bedrijven zijn zich bewust van de SDG’s en hebben de belangrijkste doelen voor hun bedrijf geïdentificeerd. Bovendien zijn zij druk bezig om de doelstellingen te integreren in hun bedrijfsvoering en in hun verslaglegging. Desondanks zijn deze doelstellingen nog niet sterk ontwikkeld. Veel bedrijven hebben geen doelstellingen waartegen ze hun voortgang bekijken door middel van het gebruik van indicatoren en communiceren ook niet gebalanceerd over eventuele negatieve impacts die wél interessant zijn voor belanghebbenden. Dit kan een vertekend beeld scheppen van de werkelijkheid.”
Niet alle ontwikkelingsdoelen relevant
De Draaijer adviseert bedrijven die serieus met de SDG’s aan de slag willen gaan om zich niet op alle zeventien SDG’s te concentreren. De Draaijer: “Onze ervaring leert dat voor de meeste bedrijven niet meer dan een paar SDG’s echt relevant zijn. Door te identificeren welke doelstellingen de meeste kansen én de meeste risico’s opleveren, kunnen zij hun tijd en geld veel efficiënter inzetten. Veel bedrijven laten zich op dit moment overigens ook wat afschrikken door de bijna 170 targets die ten grondslag liggen aan de SDG’s. Een gedegen analyse van deze targets, geeft bedrijven een nog grondiger beeld van de kansen en risico’s die elk van de doelen met zich meebrengt. Ondernemingen die deze stap willen zetten, gaan uiteindelijk de meeste waarde creëren voor de samenleving en het bedrijf als gevolg van het VN-initiatief.”
Slim en groen inkoopbeleid van Nederlandse overheden in 2015 en 2016 heeft geleid tot minstens 4,9 megaton minder CO2-uitstoot. Dat staat gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse uitstoot van 600.000 huishoudens. Ook was er milieuwinst door minder uitstoot van andere schadelijke stoffen en door spaarzamer gebruik van grondstoffen.
Dat zijn de uitkomsten van een onderzoek van het RIVM naar de effecten van maatschappelijk verantwoord inkopen. Het is voor het eerst dat de milieu-effecten van overheidsinkopen uitgebreid zijn onderzocht.
Grondstoffen niet oneindig
Staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat): “Een eindige aarde kent nu eenmaal geen oneindige hoeveelheid grondstoffen. Alle economische sectoren zullen veranderen als we klimaatverandering willen tegengaan. En het kan, want een duurzame economie biedt grote kansen voor nieuwe bedrijvigheid, banen en innovatie. Maatschappelijk verantwoord inkopen helpt hierbij. Als overheid besteden we jaarlijks zo’n 73 miljard euro aan inkoop. Als we dat slim en duurzaam doen, kunnen we meehelpen aan het terugdringen van de broeikasgassen. En dat is hard nodig om de klimaatdoelen van Parijs te kunnen halen.”
Nieuwe methode RIVM
De berekening van de effecten van maatschappelijk verantwoord inkopen is gebaseerd op een nieuwe methode van het RIVM. Het RIVM heeft voor het onderzoek ‘Het effect van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen’ acht productgroepen onder de loep genomen: energie, gas, zonnepanelen, dienstauto's, buitenlandse dienstreizen, bedrijfskleding, contractvervoer en transportdiensten. Dit jaar wordt het onderzoek uitgebreid met meer productgroepen. Doel is om deze effecten van de komende jaren te blijven volgen en zo beter inzicht te krijgen in het verduurzamingsproces.
a.s.r. en Triodos Bank willen de komende vier jaar samen EUR 600 miljoen lenen aan duurzame ondernemingen. De financiering is bedoeld voor bedrijven, instellingen en projecten op het gebied van groene energie, de verduurzaming van vastgoed en de zorgsector. Het initiatief voor de gezamenlijke financieringsconstructie komt voort uit de behoefte van a.s.r. om met investeringen een duurzame impact te hebben op het bedrijfsleven, en die waar mogelijk verder te vergroten. Triodos Bank ziet in de samenwerking een kans om grotere projecten te kunnen realiseren en daarmee de transitie naar een duurzame economie te versnellen.
De gezamenlijke financieringsconstructie richt zich op duurzame initiatieven in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Engeland en Spanje. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het internationale relatienetwerk van Triodos Bank. Triodos Bank is al langdurig als financier actief in de sectoren groene energie, de verduurzaming van vastgoed en de zorgsector. De EUR 600 miljoen van deze samenwerking komt daar bovenop.
De samenwerking tussen a.s.r. en Triodos Bank wordt aangegaan voor minimaal vier jaar. Het uitgangspunt is dat beide partijen elk een deel van de financiering voor hun rekening nemen met een minimum van 30%. De financieringen kunnen variëren van EUR 5 miljoen tot maximaal EUR 70 miljoen per project. a.s.r. vermogensbeheer zal voor a.s.r. optreden als beheerder van de portefeuille. Ook institutionele klanten van a.s.r. vermogensbeheer kunnen participeren.
Chris Figee, CFO a.s.r.: ‘a.s.r. en Triodos Bank hebben als gezamenlijk doel om de wereld duurzamer te maken. We vullen elkaar prima aan in deze financieringsconstructie. Triodos Bank heeft de kennis en het netwerk op het gebied van duurzaam bankieren. Wij willen als maatschappelijk betrokken verzekeraar via a.s.r. vermogensbeheer zorgdragen voor duurzame beleggingen voor a.s.r. en voor externe institutionele partijen waarvoor we optreden als beheerder. Samen dragen we zo ons steentje bij aan een betere wereld.’
Pierre Aeby, CFO Triodos Bank: ‘De aandacht voor duurzaamheid is de laatste tijd sterk toegenomen. Financiële instellingen hebben een belangrijke sleutel in handen. Immers, met onze financieringsbeslissingen of beleggingskeuzen van vandaag beïnvloeden we de kwaliteit van de samenleving en het leefklimaat voor de komende decennia. Alleen als we werkelijk duurzame keuzes maken, kunnen we de noodzakelijke transitie naar een economie helpen realiseren die groener en socialer is. Deze samenwerking van twee financiële instellingen laat zien wat de sector voor de transitie naar een duurzame economie kan betekenen.'
Permanent bèta is de term die Martijn Aslander gebruikt, Jan Jonker noemt het prutsen… Toch hebben wij er moeite mee om uit te gaan van het principe dat je nooit de perfecte oplossing hebt. Zeker als je het hebt over duurzaamheid, want een duurzaam businessmodel is zowel inclusief, circulair, wellicht zelfs biobased als low carbon. En dat model draagt ook nog eens bij aan het realiseren van de Sustainable Development Goals.
Ga aan de slag
Helaas gaan wij die uitdaging uit de weg en ‘zoomen’ we graag in op één aspect van duurzaamheid en vergeten we uit te ‘zoomen’. Er is niets mis met ‘inzoomen’ trouwens, dat helpt een start te maken, want je moet ergens beginnen. Alleen als het daarbij blijft dan is de kans groot dat je weer andere problemen creëert. Vandaar dat het verstandig is om een idee te toetsen vanuit een holistisch perspectief.
The Natural Step ontwikkelde daarvoor in de jaren negentig al het model voor strategische duurzame ontwikkeling met de vier systeemcondities, waardoor we binnen de grenzen van de planeet kunnen opereren en mensen in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Op basis van het werk van het Rockstrom instituut heeft Kate Raworth deze grenzen perfect gevisualiseerd in de vorm van een donut. De buitenring geeft aan de systeemgrenzen van deze planeet en de binnenring geeft aan de ondergrens van basisbehoeften voor elk mens op deze aarde. We hoeven alleen ervoor te zorgen dat we binnen de donut opereren.
Stel de hulpvraag
Maar wat is het lastig in de praktijk! Dat geweldige inclusieve businessmodel gebruikt wel schaarse aardmetalen en die circulaire oplossing is toch niet zo sociaal... De oplossing ligt in het vergroten van de oplossingsvijver door juist breder te kijken, oftewel uit te ‘zoomen’. Want dan worden opeens andere oplossingsrichtingen zichtbaar.
Het is natuurlijk lastig om als specialist al die mogelijke oplossingen te zien, daarom is samenwerken met andere disciplines en andere sectoren essentieel. Net zoals in de circulaire economie afval uit de ene sector input kan zijn voor een andere sector, kan ook een idee uit een andere tak van sport juist de oplossing zijn waar jij naar zoekt. Hoe je die oplossingen vindt? Door de hulpvraag te stellen!
In het Net-Works programma, een inclusief circulair businessmodel waarin ronddrijvende visnetten gemaakt van polyamide de biodiversiteit aantasten doordat ze zo’n 600 jaar blijven doorvissen zijn deze netten nu een grondstof. Deze spooknetten worden door vissers in arme kustgemeenschappen ingezameld en verkocht als grondstof voor Interface tapijttegels. Dit businessmodel is ontstaan dankzij het stellen van de hulpvraag aan de Zoological Society of London.
Werk samen
Tegelijkertijd zijn die visnetten helaas niet het enige rondzwervende plastic in de zee, vandaar dat Interface nu is aangesloten bij NextWave, een initiatief opgezet door Lonely Whale. Zij wilden een fabrikanten web opzetten waardoor plastic zwerfaval waarde krijgt doordat het een grondstof is voor bestaande producten. De betrokken organisaties werken dan ook allemaal met verschillende soorten plastics. Zo is voor de verschillende soorten plastic uit de oceaan een toepassing beschikbaar en wordt voorkomen dat plastic in de oceaan belandt.
Het kan altijd beter
Een mooi voorbeeld in Nederland is Plastic Whale, opgericht door Marius Smit. Hij wilde het probleem van zwerfplastic aankaarten door een boot te bouwen van plastic afval en heeft nu een vloot van boten – gemaakt van plastic flessen. Als individu maar ook als bedrijf kun je nu op plastic vissen tijdens een rondvaart in de Amsterdamse grachten. De stichting biedt nu deze plastic-vistochten bij lagere scholen aan om kinderen bewust te maken van het probleem van zwerfafval.
De bottom-line is dat als je een nieuw businessmodel ontwikkelt, het model nooit af is, want het kan altijd beter. En uiteraard geldt dat ook voor het realiseren van de nieuwe economie waarin de inclusieve, circulaire, biobased en low carbon economie samenkomen. We gaan alleen slagen als we dit samen doen en op deze manier bijdragen aan het realiseren van de Sustainable Development Goals door binnen de donut te leven, werken en ondernemen.
Leer van je fouten
Dat een positieve insteek inspireert en een ambitieus doel mobiliseert bleek wel op de stormachtige nieuwjaarsbijeenkomst van MVO, waar Maria van der Heijden, Ruud Koornstra en Daan Roosegaarde juist aangaven dat we door van de storm gebruik te maken, het tij kunnen keren. Wij kunnen samen – overheid, bedrijfsleven en burgers – zorgen voor de versnelling die nodig is om die nieuwe economie te realiseren. En natuurlijk gaan we daar fouten bij maken, maar dat geeft niet, want het kan altijd beter. En het mooie is dat zowel bedrijven als BV Nederland door deze aanpak ook nog eens toekomstbestendig worden. En mocht je daarbij hulp nodig hebben; stel je vraag in de futureproof community van MVO Nederland!
Geanne van Arkel
(Head of Sustainable Development bij Interface EMEA) is een gedreven intrapreneur die zowel intern als extern mensen weet te verbinden en duurzaamheid op persoonlijke wijze weet over te brengen waardoor eenieder een eigen vertaalslag kan maken waardoor duurzaamheid zowel strategisch als creatief verankerd wordt zowel binnen een organisatie als in een keten. Haar focus ligt op het creëren van inclusieve bedrijfsmodellen. Daarbij past ze de principes van biomimicry - leren, The Natural Step en The Blue Economy toe.
Nu de economie dit jaar volgens het CPB met meer dan 3% gaat groeien, ontstaat er extra ruimte voor bedrijven om bij te dragen aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen en daarmee te investeren in een stevigere marktpositie voor de lange termijn. Tegelijkertijd heerst er bij klanten scepsis ten aanzien van de duurzaamheidsclaims en intenties van bedrijven, zoals we het afgelopen jaar zagen naar aanleiding van campagnes van Pepsi, McDonald's (in UK) en Rabobank.
Wat betekent dat voor de wijze waarop bedrijven in 2018 MVO en duurzaamheid integreren binnen hun marketinginspanningen?
Societal purpose apart onderdeel van de merkpositionering
In 2018 zullen merken explicieter onderscheid maken tussen de purpose voor de individuele klant en hun purpose voor de maatschappij. Nu lopen beide dimensies vaak nog door elkaar, wat tot verwarring en minder scherpte leidt.
Zo heeft Unilever binnen haar Brand Love Key al een duurzaamheidspurpose opgenomen, zoals ik in mijn boek ‘Sterke merken, betere wereld’ beschrijf. Steeds meer merken zullen dat voorbeeld volgen. De duurzaamheidsmissie of maatschappelijke betekenis wordt een strategische pijler in de merkpositionering, die een logische fit heeft met de primaire klantbehoefte of brand purpose en deze versterkt.
Boost in duurzame innovaties
Concrete bewijsvoering is cruciaal voor de geloofwaardigheid van de maatschappelijke betekenis. Veel bedrijven hebben in hun duurzaamheidsbeleid, bijvoorbeeld aan de hand van de Sustainable Development Goals, commitments voor de toekomst afgegeven. Het wordt tijd om daar op te gaan leveren.
Duurzame innovaties krijgen daarom een boost.
Denk daarbij aan recente voorbeelden voor nieuwe circulaire concepten (zoals recyclebare matrassen, die DSM voor Auping ontwikkelt of duurzame sportkledinglijn van H&M, dat in 2030 100 procent gerecyclede of andere duurzaam geproduceerde materialen wil gebruiken), vormen van meervoudige waardecreatie (social of health impact bonds, bijvoorbeeld voor de re-integratie van mensen die kanker hebben gehad), de cobranding van De Vegetarische Slager met Albert Heijn voor kant-en-klaar-maaltijden of aan het revolutionaire Kipster, de meest dier-, mens- en milieuvriendelijke kippenboerderij ter wereld, waarvan de eieren exclusief bij Lidl verkrijgbaar zijn.
Samenwerking binnen ketens en door bedrijven uit verschillende ketens zal verder toenemen en is nodig voor het realiseren van dergelijke innovaties.
De consument komt in actie
De afgelopen jaren is de aandacht voor duurzame aspecten bij de aankoop van producten en diensten gestegen van 30% in 2013 naar 48% in 2017 (bron: Dossier Duurzaam).
Omdat het economisch beter gaat en vanwege het toenemende aanbod en de zichtbaarheid van duurzame producten in winkels en in media zal die trend verder doorzetten en ook worden omgezet in gedrag.
Drijfveer daarvoor vormt de behoefte van mensen aan een positief zelfbeeld: ze willen consumeren met een goed gevoel. Het helpt daarbij dat men ziet dat steeds meer mensen duurzame keuzes maken: duurzaamheid wordt steeds gewoner.
Tegelijkertijd blijft er een groep die aan alles en dus ook aan duurzaamheid lak heeft en het afwijst. De polarisatie in de samenleving tussen fans en cynici van duurzaamheid neemt verder toe.
Merken maken hun punt
Merken zullen zich nadrukkelijker gaan manifesteren met hun bijdrage aan mens, dier en milieu. Low key om (verloren) vertrouwen te (her)winnen door te laten zien dat ze aan normen voldoen. En zo consumenten te bevestigen dat ze het merk met een gerust hart kunnen kopen.
Maar ook meer uitgesproken, door te laten zien hoe ze met hun maatschappelijke betekenis het verschil maken. Het communiceren van het hogere doel gaat daarbij hand in hand met concrete bewijsvoering in de vorm van activiteiten of de duurzame innovaties.
Ook zullen bedrijven, die hun maatschappelijke betekenis serieus nemen, vaker een principieel of politiek standpunt innemen. Ze maken hun punt over onderwerpen die hun visie en kernwaarden raken.
In de VS zagen we afgelopen jaar dat (CEO’s van) grote bedrijven zich o.a. via campagnes publiekelijk uitspraken tegen de immigratiepolitiek van Trump en tegen zijn besluit uit het klimaatakkoord van Parijs te stappen. Net voor de kerst riep Tony’s Chocolonely samen met 40 andere bedrijven waaronder Nestlé, Bavaria en Rabobank de Eerste Kamer op om voor de Wet Zorgplicht Kinderarbeid te stemmen. Brands take a stand!
Marketeers als social intrapreneurs
Marketeers zullen zich in 2018 ontpoppen tot social intrapreneurs. Dat zijn de innovators of change agents in grote organisaties, die intrinsiek gemotiveerd zijn bij te dragen aan een betere wereld. Met de voorgaande trends staan voor hen de seinen op groen.
Waar social entrepreneurs met start-ups de grote mainstream bedrijven van buiten af uitdagen, doen de social intrapreneurs dat van binnenuit. Zij durven hun nek uit te steken en initiatief te nemen.
Ze zullen intern weerstanden ondervinden, maar omdat het tij meezit en ze beschikken over een enorme drive en doorzettingsvermogen, zullen hun successen in 2018 meer dan ooit zichtbaar worden.
Daadkracht wordt het motto voor marketing en MVO in 2018. Het besef dat je grote maatschappelijke thema’s en ambities alleen kunt omarmen en koesteren als je het ook echt meent en het is ingebed in je identiteit, beleid en bedrijfsvoering, wordt omgezet in actie.
Op 16 januari wordt Buy Social officieel gelanceerd als platform voor sociaal inkopen. Wat is daar anders aan dan duurzaam inkopen? Eigenlijk niet zo veel, blijkt uit een rondgang. Alleen ligt de lat hoger, zowel op de sociale en maatschappelijke kant, als bij milieu, energie en klimaat. Buy Social is dus eigenlijk compleet duurzaam, waarbij bedrijven niet alleen minder slecht willen zijn, maar expliciet een positieve impact willen hebben.
Sociaal ondernemen is ondernemen met een maatschappelijke missie, lezen we op de website van Social Enterprise NL, een van de initiatiefnemers, samen met Social Impact Factory. Sociaal ondernemers zoeken innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Zoals: wat te doen met de 27.000 jongeren die jaarlijkse vroegtijdig school verlaten? Of de 2 miljoen Nederlanders die vereenzamen? Maar ook: hoe versnellen we de achterblijvende groei van duurzame energie of hoe creëren we banen voor mensen die aan de andere kant van de wereld in armoede leven?
Een sociale onderneming levert net als elke andere onderneming een product of dienst en heeft een verdienmodel. Winst is echter niet het hoofddoel; geld is een middel om de missie te bereiken. Sociale ondernemingen acteren ook sociaal: ze zijn transparant in wat ze doen en met wie ze dat doen. Stakeholders worden betrokken: werknemers, investeerders, klanten en toeleveranciers. Het doel van de sociale onderneming is maatschappelijke meerwaarde creëren, ook wel ‘impact’ genoemd. Die impact kan heel divers zijn, en in sommige gevallen worden verschillende soorten van impact gecombineerd, bijvoorbeeld geen CO2 uitstoot en arbeidsparticipatie.
Waarom sociaal inkopen?
Voor steeds meer bedrijven is alleen winst maken niet meer voldoende. Het bereiken van maatschappelijke waarde of impact wordt steeds belangrijker. Een manier om impact te creëren is door in te kopen bij sociale ondernemingen. Door diensten en producten af te nemen bij sociale ondernemingen kunnen bedrijven hun impact vergroten en bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.
Ook overheden kunnen impact maken door in te kopen bij sociale ondernemingen. Sociale ondernemingen bieden vaak oplossingen voor uitdagingen waar overheden aan werken. Bijvoorbeeld het creëren van banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, minder fijnstof in de lucht door schoner vervoer of minder afval.
Wat doet Buy Social?
Buy Social stimuleert sociaal inkopen door te informeren, te inspireren en te begeleiden. Het brengt vraag en aanbod bij elkaar door sociaal ondernemers te laten pitchen voor een groep van potentiele klanten. En door het delen van best practices in het Buy Social Leernetwerk wordt zichtbaar welke voordelen sociaal inkopen oplevert voor bedrijven en overheden.
Sociale ondernemingen staan vaak niet op de radar als leverancier. Dat vergt actie van beide kampen: voor sociale ondernemingen is het de uitdaging ervoor te zorgen dat potentiële klanten hen weten te vinden. En inkopende organisaties moeten verder kijken dan hun vaste contacten en zich breder oriënteren op mogelijke leveranciers. Dat gaat vaak niet zonder slag of stoot.
Het kan zijn dat het management of collega’s nog niet overtuigd zijn van de sociale onderneming. Ze willen bijvoorbeeld antwoord op de volgende (terechte) vragen: waarom switchen naar een andere leverancier? Is die nieuwe wel zo goed als de oude? Wat is die maatschappelijke impact dan precies? Een goede manier om die vragen te beantwoorden is hen zelf kennis te laten maken met de sociale onderneming, bijvoorbeeld via een interne presentatie of een bezoek aan hun locatie.
Soms is er bij een sociaal inkoopproces interne samenwerking nodig tussen verschillende afdelingen (marketing, operatie, logistiek, juridisch, HR, etc.). Bijvoorbeeld omdat het in een pilotvorm plaatsvindt, of omdat de HR manager geïnteresseerd is in de arbeidsparticipatie die het oplevert.
Duurzaamheid werkt
Bart Vos is sinds 2003 (NEVI) hoogleraar Inkoopmanagement aan de Universiteit van Tilburg, met maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) als een van zijn speerpunten. Ook hij ziet dat duurzaamheid werkt: ‘De bedrijven uit de Dow Jones Sustainability Index presteren financieel beter dan bedrijven daarbuiten. Ook is er een verband met het innovatieve vermogen van bedrijven. Je kan niet aan maatschappelijk inkopen doen, zonder innovatief te zijn. En dan bedoel ik niet per se het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten, maar het kan ook gaan om proces-innovatie. MVI betekent namelijk dat het inkoopproces echt op een andere manier moet worden vormgegeven.’
De sleutel ligt bij bedrijven
Er zijn drie groepen die invloed hebben op verdere groei van MVI. Vos: ‘In de eerste plaats het management van (grote) bedrijven. Daarvan zijn Polman (Unilever) en Sijbesma (DSM) goede voorbeelden. Daarnaast de werknemers zelf, dus van onderop. En als derde kan druk van buitenaf een rol spelen, via klanten of pressiegroepen. Ik vind dat de sleutel uiteindelijk bij de bedrijven zelf ligt. Dat ze zelf zeggen: maatschappelijke waarde meewegen bij inkoop vinden wij belangrijk.’ Daarvoor kun je nu dus terecht op Buy Social.
Bijna driekwart van de consumenten vindt het belangrijk dat bedrijven een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij, milieu en het welzijn van mensen. 21% vindt echter dat bedrijven dit ook daadwerkelijk doen. De consument hecht weliswaar meer waarde aan duurzaamheid, maar is ook kritisch naar bedrijven: 70% vindt dat bedrijven lang niet altijd eerlijk communiceren over duurzaamheid en MVO en 39% wantrouwt claims over duurzaamheid of MVO. 62% vindt dat bedrijven alleen maar bezig zijn met het maken van winst. Dat blijkt uit het onderzoek Dossier Duurzaam.
Consumenten staan steeds meer open staan voor duurzaamheid en het wantrouwen neemt af. Zo let bijna de helft van de Nederlandse consumenten (48%) bij de aanschaf van producten of diensten op duurzaamheid. Een aandeel dat tot 2013 constant rond de 30% lag en daarna geleidelijk is gestegen. Ook het vertrouwen in merken neemt toe wanneer deze maatschappelijk verantwoord ondernemen (46% in 2016 en 50% in 2017). Een andere stijgende trend is de toenemende aandacht voor dierenwelzijn (36% in 2015, 41% in 2016 en 45% in 2017). Daarnaast is 32% bereid extra te betalen voor duurzame producten, in 2016 was dit nog 29%.
Gemiddeld vinden consumenten dat bedrijven te weinig over duurzaamheid communiceren: 41% ziet hier te weinig over, terwijl 29% aangeeft dat bedrijven teveel communiceren. Van de consumenten die positief tegenover MVO staan, vindt zelfs meer dan de helft dat bedrijven onvoldoende communiceren. Er moet wel worden opgepast met de wijze waarop bedrijven dat doen, er is een toename in consumenten dat zoveel reclame over duurzaamheid ziet, dat ze er genoeg van krijgen (van 32% naar 36%).
De consument heeft een beperkt kennisniveau. Slechts 46% van de consumenten kan een voorbeeld noemen van een bedrijf dat echt actief is in duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen. De overige 54% heeft geen idee. Het duurzame imago wordt vaak gebaseerd op een algemeen gevoel dat consumenten bij een bepaald bedrijf hebben. Niet op basis van kennis over hetgeen bedrijven daadwerkelijk doen op het gebied van duurzaamheid.
Binnen Dossier Duurzaam wordt onderscheid gemaakt tussen vijf segmenten met elk een andere houding ten aanzien van duurzaamheid. De Aanjagers, Sympathisanten en Welwillenden hebben een positieve basishouding. Daarnaast zijn er de Onverschilligen en Afwijzers die duurzaamheid niet belangrijk vinden en er nauwelijks op letten. De segmenten met een positieve basishouding zijn in totaal gegroeid van 55% in 2016 naar 59% dit jaar. In 2015 was dit nog 50%. Nederland wordt steeds groener, maar loopt daarmee nog achter op België, Duitsland en Frankrijk waar de duurzamere segmenten een ruimere meerderheid binnen de samenleving innemen.
Nederlanders die op zoek zijn naar een nieuwe baan, vinden de ontwikkelingsmogelijkheden die een bedrijf of organisatie biedt veel belangrijker dan het salaris. Dit blijkt uit de Job Applicants Confidence Index, waarmee recruitment specialist PageGroup ieder kwartaal de stemming onder de Europese beroepsbevolking meet.
Maar liefst 141 van de 617 ondervraagde Nederlanders (23,7%) noemen het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden als een belangrijke reden om naar een andere baan of functie over te stappen. Nog eens 18 procent geeft aan de mogelijkheden voor persoonlijke en professionele groei belangrijk te vinden. Salaris scoort met 8,7 procent vele malen lager als motivatie om naar een nieuwe werkgever op zoek te gaan.
“Ik realiseer me dat werk en salaris onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, maar tegelijkertijd kunnen we er op basis van de onderzoeksresultaten ook niet omheen dat mensen die op zoek zijn naar een nieuwe baan voor alles op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging,” stelt Joost Fortuin, Managing Director van PageGroup Nederland. “We hebben de economische crisis achter ons gelaten, de salarissen zitten in vrijwel alle sectoren weer in de lift. Nu mensen die zekerheid voelen en zich bewust zijn van hun positie op de arbeidsmarkt, willen ze zich vooral weer ontwikkelen op persoonlijk én professioneel vlak. Bedrijven en organisaties die op zoek zijn naar nieuw talent zullen iets met dit gegeven moeten doen door vanaf het eerste moment hele concrete opleidingsmogelijkheden te bieden en een helder ontwikkelingstraject op te stellen.”
Waar ligt je aantrekkingskracht?
Zeker voor mensen die vanuit een baan op zoek gaan naar een uitdaging, spelen andere factoren dan salaris een rol. Zo komt uit het onderzoek naar voren dat naast ontwikkelingsmogelijkheden en persoonlijke groei, de balans tussen werk en vrije tijd en de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen aspecten zijn die door veel mensen als belangrijk aspect worden aangemekrt (respectievelijk 11,1% en 13,8%).
“Dit betekent dat kleinere organisaties de slag om toptalent niet bij voorbaat verliezen, omdat ze niet kunnen concurreren als het gaat om de hoogte van het salaris. Waar grote bedrijven wellicht meer salaris kunnen bieden en een beter opleidingspakket hebben, kunnen kleinere organisaties doorgaans meer zeggenschap en vrijheid bieden aan medewerkers om de eigen functie in te vullen en zich op die manier te ontwikkelen. Ook zijn kleinere bedrijven in het voordeel als het aankomt op MVO. Simpelweg, omdat ze hun medewerkers er gemakkelijker bij kunnen betrekken en het op die manier sneller onderdeel kunnen maken van de algehele bedrijfscultuur. Bedrijven zullen waar hun kracht ook ligt, goed moeten kijken waar hun aantrekkingskracht ligt voor kandidaten en hoe ze die kracht optimaal kunnen benutten.”
We willen de wereld verbeteren
Dat maatschappelijk verantwoord ondernemen, oftewel de ethische stellingname van bedrijven, zo’n grote rol speelt, verrast Fortuin niet echt: “Organisaties worden steeds zichtbaarder en transparanter en met de digitalisering van de samenleving is de zeggenschap van consumenten vele malen groter geworden. Begaat een bedrijf een misstap, dan zal het daar direct op worden afgerekend. Als werknemer wil je natuurlijk liever bij een organisatie werken die helpt de wereld te verbeteren en waar je trots op kunt zijn, dan bij een organisatie die alleen maar op winst is gericht.”
Werkdruk speelt geen rol
Stress en werkdruk (1,5%) en een slechte relatie met leidinggevenden of collega’s (1,7%), vormen maar voor een zeer kleine groep Nederlanders de reden om ander werk te zoeken. “Of Nederlanders ervaren weinig stress en hebben over het algemeen goede relaties met de mensen op hun werk, of ze zien deze factoren niet als reden om van baan te veranderen,” zegt Fortuin. “Ik vermoed dat de meesten van ons weleens stress en een hoge werkdruk ervaren, maar dat we dat zien als iets wat erbij hoort.”
De samenleving in beweging
Meer dan de helft van de respondenten (51,4%) verwacht binnen drie maanden nieuw werk te kunnen vinden en nog eens 25,6 procent binnen vier tot zes maanden. “Eens te meer een signaal dat de arbeidsmarkt volop in beweging is en het vertrouwen groot,” aldus Fortuin. “Dat salaris daarbij van ondergeschikt belang is, zie ik alleen maar als een positief iets. Het draait bij mensen veel meer om de intrinsieke motivatie om zichzelf te verbeteren en toegevoegde waarde te leveren. En daar profiteert de samenleving als geheel natuurlijk ook weer van.”
MVO Nederland en De Groene Zaak bundelen de krachten om de omslag naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie sneller te realiseren, met als basis de Sustainable Development Goals (SDG's).
Door het samengaan van de twee organisaties worden 2.500 duurzame ondernemers in één krachtig netwerk verbonden. Middels het matchen van vraag en aanbod en het wegnemen van barrières in o.a. wetgeving speelt de nieuwe combinatie een stuwende rol in de transitie naar een duurzame economie.
"Met het samengaan van MVO Nederland en De Groene Zaak stappen we in een volgende fase. We willen onze netwerken en alle opgedane kennis en kunde bij elkaar brengen en samen een brede en sterke beweging vormen van ondernemers die gaan voor duurzaam succes. Duurzaam ondernemen staat op doorbreken. Steeds meer ondernemingen hebben duurzaamheid in de kern van het businessmodel", zegt Maria van der Heijden, directeur van MVO Nederland. "Het momentum is nog nooit zo groot geweest. De grote uitdagingen van deze tijd vragen leiderschap van het bedrijfsleven. Onze 2.500 partners werken aan concrete veranderingen zodat we ook in de toekomst kunnen beschikken over voedsel, energie, water en grondstoffen."
Samenwerking van ondernemers, wetenschap en overheid is nodig
Drijfveer is een gedeeld gevoel van urgentie, bijvoorbeeld over het klimaat, en de kansen van duurzaam ondernemen voor de toekomst, zowel voor de economie, de samenleving als het milieu. Marjolein Demmers, directeur van De Groene Zaak: "In 2016 zijn er ambitieuze doelen vastgesteld voor een duurzame energievoorziening en een circulaire economie . Ondernemers zijn aan de slag om innovaties en oplossingen in de praktijk te brengen. Daarbij zijn zij gebaat bij spelregels die de businesscase voor verandering versterken. We verbinden ondernemers, de wetenschap én de overheid, om samen de omslag te versnellen."
Proces van krachtenbundeling
Eind juni hebben beide organisaties een formeel besluit genomen over de samenwerking. In de komende maanden wordt deze concreet uitgewerkt. De intentie is om per 1 januari 2018 de organisaties volledig te integreren. In de praktijk werken MVO Nederland en De Groene Zaak nu al intensief samen. Zij nodigen ondernemers met ambities op het gebied van duurzaam ondernemen van harte uit om zich aan te sluiten.
Maandagmiddag 26 juni 2017 om 16.00 uur wordt in de Nieuwe Poort te Amsterdam het boek ‘Duurzaamheid in de Boardroom’ gepresenteerd. Een boek over ‘brede waardecreatie’ door bedrijven, uitgerekend in een tijd van berichten over dreigende vijandige overnames van bedrijven die expliciet zijn in hun duurzaamheidsambities en van losbarstende discussies over de dominante aandacht voor aandeelhouderswaarde. “Het voelde alsof het tijdgewricht me nog eens extra in mijn schrijfwerk aanspoorde”, zegt auteur Wouter Scheepens.
Met zijn bedrijf Steward Redqueen helpt Scheepens in het dagelijks leven bestuurders en commissarissen om duurzaamheid in hun organisatie te verankeren. De aandacht daarvoor in de boardrooms is niet dik gezaaid of slechts gericht op hoe men ‘scoort’ in duurzame ratings en benchmarks, zo is zijn ervaring.In dit boek, waarvoor Scheepens aanvullend meer dan twintig gesprekken had met onder meer CEO’s en leden van raden van bestuur en raden van commissarissen, kijkt Scheepens naar de huidige praktijk, om vervolgens ondernemingen uit te dagen: bedenk als onderneming op welke maatschappelijke uitdaging je - als onderdeel van de samenleving - een antwoord bent. Kun je duurzaamheid in de kern van je business plaatsen, zodat het niet langer wordt gezien als een ‘ratings game’ of een elitaire hobby?
Uiteraard blijft het te oogsten zakelijk succes het eerste vereiste om draagvlak voor zo’n verandering te krijgen. Het mooie is dan ook dat bij een ‘diepere verandering’ ook een vliegwieleffect kan ontstaan met nieuwe kansen voor zowel de maatschappij als de eigen business.
Duurzaamheid in de Boardroom (135 pagina’s, paperback, €19,95) wordt uitgegeven door Maurits Groen en is vanaf 26 juni in de webshopte koop.
De goudsector in Nederland zet zich gezamenlijk in voor een internationaal verantwoorde goudketen. Producenten van elektronica en sieraden, recyclers, maatschappelijke organisaties en de overheid ondertekenden hiervoor het Convenant Verantwoord Goud. Doel is dat in de hele keten, van winning tot en met recycling, de mensenrechten, het milieu en biodiversiteit beter worden gerespecteerd. Een eerste concreet project in Oeganda tegen kinderarbeid wordt ontwikkeld.
Het is voor het eerst dat een dergelijke samenwerking in de goudsector is gerealiseerd. Bevorderen van transparantie is een belangrijk onderdeel bij het gezamenlijk wereldwijd aanpakken van de problemen. Het meeste goud voor Nederlandse sieraden komt al uit recycling. Maar voor veel delen in de goudketen is niet altijd goed te herleiden waar het gebeurt, wat er gebeurt en op welke manier het gebeurt. In het buitenland is het in kleine mijnen slecht gesteld met mensenrechten en milieu. Grote mijnen zorgen soms voor milieu- en maatschappelijke problemen zoals kinderarbeid en corruptie. Soms levert de productie van goud het geld op voor de financiering van gewelddadige conflicten.
Weten, laten zien en verbeteren
Het convenant heeft drie pijlers: weten, laten zien en verbeteren. Door gedegen onderzoek (ihkv due diligence) achterhalen bedrijven of en hoe men gelieerd is aan eventuele misstanden. Met die kennis kunnen de convenantspartijen samen plannen maken voor verbeteringen om te zorgen dat goud op een verantwoorde manier is verkregen.
Koepelorganisaties als de Federatie Goud en Zilver (FGZ) en het Nederlands Gilde van Goudsmeden stellen binnen zes maanden een gedragscode op. Die helpt hun leden met de transparantie. Juweliers en goudsmeden kunnen zo hun klanten goed informeren over de herkomst van het goud. Fairphone ontwikkelt samen met Philips, Solidaridad, Stop Kinderarbeid, Unicef en Fairtrade een project om kinderarbeid in kleine mijnen aan te pakken. Verwachting is dat ander partijen hierbij aansluiten. Closing the Loop werkt in Afrika aan een goed inzamelsysteem voor mobiele telefoons om ook daar het goud verantwoord terug te winnen.
Minister Ploumen: "De omstandigheden in goudmijnen in ontwikkelingslanden zijn vaak erbarmelijk. Daarom is vandaag een belangrijke dag: Handelaren, juweliers, edelsmeden en elektronicabedrijven doen mee aan dit convenant. Hiermee wordt inzichtelijk of en in hoeverre de Nederlandse goudsector gerelateerd is aan die slechte werkomstandigheden en, heel belangrijk, wat we daaraan kunnen doen. Er zijn al bedrijven in de Nederlandse goudsector die hun uiterste best doen om van verantwoorde bronnen goud te kopen. Maar hier moeten alle bedrijven zich sterk voor maken. Dit convenant draagt daaraan bij, zowel in Nederland als daarbuiten. Ik roep dan ook alle bedrijven op zich aan te sluiten”.
Voorzitter totstandkoming convenant Giuseppe van der Helm: “Nederlandse bedrijven en organisaties nemen met dit convenant de verantwoordelijkheid om in deze sector de OESO-richtlijnen te implementeren. Dit draagt bij aan verbeteringen van mensenrechten en milieu in de hele wereldwijde keten.”
Verbreden draagvlak
Vanuit de sector wordt het convenant ondertekend door de koepelorganisatie Federatie Goud en Zilver en het Nederlands Gilde van Goudsmeden, de juweliersketen Lucardi juweliers, handelaren en producenten Bijou Moderne, Peter Bruining, House of Eléonore, leveranciers Schöne Edelmetaal en Cookson Drijfhout, elektronicaproducenten Philips en Fairphone, recyclingbedrijven Sims Recycling Solutions en Closing the Loop. De betrokken maatschappelijke organisaties zijn Solidaridad, Stop Kinderarbeid, IUCN NL, UNICEF en de FNV. De overheid is via het Ministerie van Buitenlandse Zaken partij. De SER faciliteert het convenant en het nakomen van de afspraken. De komende periode worden andere spelers in de goudsector opgeroepen mee te doen. Ook dient het als voorbeeld om navolging te krijgen in het buitenland.
De sector
Nederland is een kleine speler in de mondiale goudwereld. Hier wordt het vooral verwerkt in sieraden, elektronica en munten. Europa is goed voor 2 procent van de wereldwijde goudconsumptie. Jaarlijks komt er bijna 4300 ton op de markt. Daarvan is 66 procent nieuw goud en 34 procent komt uit recycling. Bekijk voor meer informatie de factsheet op www.imvoconvenanten.nl.
Vijfde convenant
Het convenant Verantwoord Goud is het vijfde convenant op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Drie daarvan zijn onder begeleiding van de SER tot stand gekomen. Convenanten voor verzekeringen, sierteelt, natuursteen, de metallurgische industrie en voedingsmiddelen zijn in voorbereiding. De convenanten volgen het SER-advies van 2014 over Internationaal MVO. Meer informatie op de website www.imvoconvenanten.nl.
Eccentrade heeft een van de vier prestigieuze startup-awards gewonnen tijdens The Next Web Conference. De duurzame Nederlandse startup ging naar huis als winnaar van het IMPACT-program. Dit programma deelt een prijs uit aan de internationale startup die met concrete tools of oplossingen een bijdrage levert aan een betere wereld.
Koppelt bedrijfsinformatie aan duurzaamheidsdata
Eccentrade, opgericht in 2014, koppelt bedrijfsinformatie en kredietgegevens aan duurzaamheidsdata. Het platform biedt alle data volledig transparant aan. Hierdoor krijgen het MKB en corporates wereldwijd een beter inzicht in waar zij, hun leveranciers en hun klanten staan op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Eccentrade hanteert als uitgangspunt dat duurzaamheid één van de KPI’s van de toekomst gaat worden.
Award bevestiging juiste koers
Jean Richard Witteveen, oprichter en CEO van Eccentrade, en zijn team gingen vrijdagavond naar huis met de IMPACT-award en een cheque van 25.000 euro. Hij ziet de award als bevestiging dat de startup op de juiste koers ligt. Witteveen: “Wij zien dat het bedrijfsleven door allerlei nieuwe wetgeving worstelt met duurzaamheid. Er ontbreekt voor hen een centrale plek waar zulke gegevens terug te vinden zijn. Hoe vergelijk je dan je leveranciers, hoe weet je dan als executive hoe jouw bedrijf het doet ten opzichte van de concurrentie? Dat probleem lossen wij op.”
Bedrijfsleven duurzamer maken
“Wij hopen het bedrijfsleven duurzamer te maken door inzicht te bieden in allerhande duurzaamheidsgegevens van bedrijven,” vervolgt Witteveen. “Doordat wij die gegevens verbinden aan bedrijfsinformatie en kredietgegevens, ontstaat er voor zowel de CFO als de compliance officer in een organisatie een volledig plaatje over een bedrijf, zowel aan de kant van de eigen organisatie als van suppliers.”
Verplicht milieuverslag
Vanwege aangescherpte Europese richtlijnen zijn bedrijven met meer dan 500 medewerkers per 2017 verplicht verslag uit te brengen op maatschappelijk - en milieugebied. In Nederland wordt uitvoer gegeven aan dit beleid middels de Transparantiebenchmark. “Dat geeft wel een redelijk beeld over duurzaamheid”, aldus Witteveen. “Maar het kan zoveel beter. Wij willen bedrijven in Nederland en in Europa een totaalplaatje bieden over met wie zij verantwoord zaken kunnen doen. Niet alleen op het gebied van duurzaamheid, maar ook financieel en juridisch.”
Vorig jaar gelanceerd
Het platform van Eccentrade is vorig jaar gelanceerd en rekent intussen bedrijven als 216 Accountants tot zijn klantenkring. Tot op heden heeft de onderneming, met vestigingen in Amsterdam en Den Haag, 1 miljoen euro groeigeld opgehaald bij investeerders. De startup doorliep het Startupbootcamp E&M-commerce acceleratorprogramma in 2014.
De Rotterdam School of Management RSM, onderdeel van de Erasmus Universiteit, ontving meer dan 3 ton van Shell voor een onderzoek naar het vestigingsklimaat voor multinationals in Nederland en verzweeg dat. Later werden met dat rapport belastingsregelingen in elkaar gezet waar vooral multinationals voordeel van ondervonden. Dat concluderen onderzoekers van Changerism in een recent rapport.
Daarmee is het verhaal nog niet klaar: het was de Erasmus Universiteit zelf die een subsidie voor het onderzoek verstrekte aan initiatiefnemer en onderzoeker Vatan Hüzeir van Changerism. Om vervolgens, toen de uitkomsten een andere kant op gingen dan verwacht, de onderzoeksgang te frustreren. De Wet Openbaarheid Bestuur moest er aan te pas komen om de nodige gegevens verder bij elkaar te krijgen. Zo kwamen ook de afschriften boven water die het bewijs voor de betaling vormen.
Ook de reactie van RSM, dat 'Shell niet in de geest heeft betaald' wordt weerlegd met een kopie van de opdracht door Shell aan RSM.
Overigens reageert RSM op een manier waar Donald Trump jaloers op zou zijn: "The report is tendentious, biased and contains factual errors, and is not up to academic standards." It is not true. NOT true.
Universiteit moet stoppen met faciliteren van klimaatverandering
Het ging er bij het onderzoek van Changerism vooral om een halt toe te roepen aan het faciliteren van klimaatverandering. Want dat is wat RSM / Erasmus feitelijk doen. Ze voorzien bedrijven die een belangrijke bijdrage aan klimaatverandering leveren, tegen betaling van informatie. Die informatie helpt hun werkwijze, die het klimaat verstoort, verder.
In het onderzoeksproces kwamen vervolgens onethische handelingen aan het licht die tot dan toe verborgen konden blijven door een flagrant gebrek aan transparantie. Het niet noemen van financiers van wetenschappelijk onderzoek is in strijd met de gedragscode van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen KNAW. Niet transparant informeren is in strijd met de uitgangspunten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een bedrijf het curriculum van de studie (mede) laten bepalen is in strijd met de onafhankelijkheid. Alle zijn in tegenspraak met waar de universiteit voor zegt te staan: wetenschappelijke integriteit en duurzaamheid.
De Erasmus Universiteit is betrokken bij het Rotterdam Climate Initiative (waarvan Jeroen van der Veer, oud-CEO van – jawel – Shell – voorzitter is ). En op de duurzaamheidspagina van de universiteit staat te lezen dat de instelling bijdraagt aan een duurzame wereld "door duurzaamheid een belangrijke rol te laten spelen in onze dagelijkse bedrijfsvoering en aandacht te hebben voor onze omgeving, zeker ook door belangrijke 'waarden' aan onze medewerkers en studenten – als leiders voor de toekomst – mee te geven." Tja.
Kanarie in de kolenmijn?
Voor zover op dit moment bekend is dit onderzoek het eerste in zijn soort. Het constateert een meervoudige verstrengeling met ondernemersbelangen in een publieke instelling die een voorbeeldfunctie dient te vervullen, zowel maatschappelijk als wetenschappelijk. Die verstrengeling is naast verwerpelijk, ook verontrustend. Niet alleen wordt de boodschap naar buiten – kijk eens hoe duurzaam we zijn – tot greenwash gediskwalificeerd. Maar onze toekomstige leiders krijgen het voorbeeld mee dat onethisch handelen normaal is.
Er is in het verloop een duidelijk patroon herkenbaar: dat begint met het steunen van een projectvoorstel waarmee je als organisatie denkt goede sier te kunnen maken. Valt het resultaat tegen, dan frustreer je de voortgang. Vervolgens ontken je zonder verdere motivatie de feiten en stel je de onderzoekers in een kwaad daglicht.
Dat plus de ontwikkeling dat onze overheid in haar bezuinigingsdrang de samenwerking tussen bedrijfsleven en wetenschap nadrukkelijk stimuleert roept indringend de vraag op: waar gebeurt dit nog meer? Dat weten we dus niet, hoewel her en der wel vermoedens bestaan. Daar mag het niet bij blijven. Tijd om ons totale onderwijs- en wetenschapssysteem eens grondig tegen het licht te houden.
Artist impression van de groene resolutie tijdens Shell aandeelhoudersvergadering. (Martijn van Keulen)
Het Shell-bestuur adviseert zijn aandeelhouders om tegen de groene Shell-resolutie van Follow This te stemmen. Follow This gelooft dat Shell een force for good kan zijn.
Het stemadvies over resolutie 21 staat op de agenda van Shells volgende aandeelhoudersvergadering, die het energiebedrijf vanmorgen publiceerde. “We zijn teleurgesteld dat het Shell-bestuur deze kans laat liggen,” zegt Mark van Baal, oprichter van Follow This. “Deze resolutie biedt Shell de kans om de steun van aandeelhouders te krijgen om leiderschap te nemen in de energietransitie.”
“Het is nu aan de aandeelhouders om Shell te bewegen om mee te doen aan het Klimaatakkoord van Parijs. We verwachten dat veel aandeelhouders voor de groene resolutie zullen stemmen, omdat hij naadloos aansluit bij hun beleggingsbeleid.”
Klimaatakkoord
De tekst van de groene Shell-resolutie luidt samengevat: “Aandeelhouders steunen Shell om de leiding te nemen in de energietransitie en verwachten lange-termijndoelen die aansluiten bij het Klimaatakkoord van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim beneden 2 graden Celsius.”
Steun grote beleggers
Follow This verwacht dat veel aandeelhouders voor de resolutie zullen stemmen, omdat de tekst van de resolutie naadloos aansluit bij hun beleggingsbeleid op het gebied van duurzaamheid en transparantie over de bijdrage van ondernemingen aan het klimaatakkoord.
“Ons resolutieteam heeft met input van grote aandeelhouders een tekst geschreven, waar iedereen die in verandering gelooft voor kan stemmen, zonder op de stoel van de bestuurder te zitten.”
Een aantal grote beleggers zoals Actiam, Blue Sky Group en Ecofi hebben al laten weten voor de resolutie te stemmen. MN noemt de resolutie een “fair ask” die aansluit bij zijn beleggingsbeleid.
Eumedion, de belangenbehartiger van institutionele beleggers, schrijft in zijn position statement: “Leden van Eumedion sporen bedrijven aan om een overzicht te geven van hun inspanningen om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen.” De leden van Eumedion vertegenwoordigen een kwart van de aandelen Shell.
Force for Good
Met een positief stemadvies had de onderneming zich ondubbelzinnig kunnen verbinden aan het Klimaatakkoord van Parijs. Shell-CEO Ben van Beurden wil dat Shell weer gezien wordt als een ‘force for good’, een bedrijf dat een positieve bijdrage levert aan de samenleving. “We geloven dat Shell een force for good kan zijn,” zegt Mark van Baal. “Shell heeft hiervoor de steun van zijn aandeelhouders nodig. Dat organiseren wij.”
Director’s Response
In de directors’ response schrijft Shell dat het “het Klimaatakkoord van Parijs en de ambitie van een klimaatneutrale wereld (‘net-zero emissions world’) in 2050 steunt,” maar durft geen leiding te nemen. Shells belangrijkste tegenargument is dat de resolutie het bedrijf flexibiliteit ontneemt. De resolutie vraagt echter alleen om een stip op de horizon en geeft de onderneming alle flexibiliteit in het stellen en halen van doelen die leiden naar een klimaatneutrale wereld. De resolutie is business model and technology agnostic.
Shells ambitie om kolen door aardgas te vervangen is bijvoorbeeld goed te vatten in emissiereductiedoelen.
We blijven alle positieve stappen die Shell zet in de energietransitie toejuichen, zoals het opzetten van de New Energies Division, waarmee het investeert in biobrandstoffen, waterstof and windenergie.
Shell schrijft dat het “een heldere strategie in een 2°C wereld” heeft. Aandeelhouders hebben recht op de details van deze strategie. Zoals Shell stelt, is het “uniek in het hebben van een bredere set van mogelijkheden dan elk ander bedrijf in de sector”. Follow This is het daarmee eens. Blijkbaar hebben wij meer vertrouwen in Shell dan Shell heeft in zichzelf.
Zakelijke kansen
Follow This wijst Shell in de resolutie vooral op de zakelijke kansen van de energietransitie. “Het wordt steeds duurder om olie uit de grond te halen, terwijl de alternatieven zoals zonnepanelen en windturbines exponentieel goedkoper worden. Op veel plekken in de wereld kunnen ze zonder subsidie concurreren met fossiele brandstoffen, bijvoorbeeld op de Noordzee.”
Wie idealen heeft, moet het bedrijfsleven in. Een voorhoede van het Nederlandse bedrijfsleven haalt de overheid links en rechts in op het gebied van verduurzaming. Mijn advies: ga mee in die ontwikkeling. Want voor je het weet is in jouw sector het omslagpunt naar duurzaamheid voorbij – en dan ben je te laat.
Bedrijven zetten in hoog tempo concrete stappen en overtreffen daarmee de doelen die de overheid heeft gesteld op het duurzaamheidsvlak. Bedrijven gaan voorop en tonen tal van inspirerende voorbeelden: NS laat door een samenwerking met Eneco sinds 1 januari alle elektrische treinen klimaatneutraal op windenergie rijden, Unilever heeft sinds 2008 het afval uit eigen productie met 97 procent gereduceerd en Albert Heijn wil in 2025 alle 900 winkels laten draaien op klimaatneutrale energie.
Ook het MKB timmert hard aan de duurzame weg
Wie denkt dat duurzame innovatie alleen van multinationals komt, doet het MKB tekort. Ook daar timmeren koplopers hard aan de weg om hun business te verduurzamen, wat vaak tot prachtige innovaties leidt. Zo gebruikte schoonmaakmiddelenproducent Ecover voor zijn nieuwe afwasmiddelfles plastic dat zij opviste uit grachten en de zee. Schaatsstadion Thialf deelt overtollige zonne-energie van de vijfduizend zonnepanelen op het dak met zo’n 1.250 aangesloten huishoudens. En paddenstoelenkwekerij RotterZwam kweekt eetbare paddenstoelen op koffiedik, voor en door de lokale markt.
Afwachten of vaart maken?
Afwachten kan, maar wie te lang niets doet, moet rekening houden met een ‘Kodak-moment’: de industrie is dan al zo drastisch veranderd dat aanpassen niet meer kan. Afgaand op de trends die MVO Nederland signaleert is de kans klein dat die drukdoenerij over MVO wel weer overwaait. Integendeel: de groeiende MVO-ambities van de voorhoede van het bedrijfsleven zorgen voor een onomkeerbare beweging.
Wees voorbereid op het kantelpunt; dan is er geen weg meer terug
Verschillende sectoren staan op het punt om een definitieve omslag te maken naar duurzaam ondernemen. In de energiesector is die omwenteling al een feit. Het aandeel hernieuwbare energie neemt hand over hand toe en er is geen weg terug naar het fossiele tijdperk. In de voedingssector is hetzelfde aan de gang. Daarom kreeg het MVO Trendrapport ook de titel ‘Kantelpunten binnen handbereik’. Volgens veranderaar Lucas Simons eindigt zo’n ‘duurzame markttransformatie’ altijd met wetgeving. Kooi-eieren/gloeilampen/plofkippen worden simpelweg verboden. Wie dan niet is aangehaakt, heeft allang de boot gemist.
Maria van der Heijden is sinds februari 2016 Directeur-bestuurder van MVO Nederland. Daarvoor was zij o.a. oprichter van de sociale onderneming Women on Wings, dat zij samen met Ellen Tacoma gedurende 20 jaar geleid heeft.
Bij duurzaamnieuws.nl nemen wij uw recht op privacy serieus. Wij plaatsen enkele cookies die nodig zijn om onze website optimaal te laten functioneren. Onderstaand ziet u welke verplichte en optionele toestemmingen u ons verleent om uw persoongegevens te verwerken op deze website. Als u deze toestemmingen wilt intrekken klikt u op 'Vergeet mij' onderaan deze pagina.